Fragment
Tussen hoofd en buik loopt een permanente hotline. Geen kabeltje, maar een razendsnelle communicatielijn met als standaardmelding: “Zeg, gaat het eigenlijk wel?”
Vaak hoor je het niet. Tot het ineens door je heen galmt — midden op het veld, tijdens een 3-0 voorsprong, terwijl alles ‘goed’ lijkt.
Je brein zegt: “Waarom voel ik spanning, we staan voor?”
En je buik zucht: “Omdat je niet boos bent op de tegenstander, maar op je baas.”
Je buik weet het vaak al, terwijl je hoofd nog to-do’s aan het afvinken is. Daarom krijg je knopen in je maag na een vergadering waarin je lachte terwijl je wilde schreeuwen. In het veld kun je het er even uit sprinten. Maar onder de douche belt je buik weer naar de hotline. Geen bereik? Dan komt de reminder via rugpijn.
Voeding is meer dan wat je eet. Het is alles wat je binnenlaat. Woorden, prikkels, verwachtingen, andermans drama. Als je lang genoeg negeert wat je lijf fluistert, begint het vanzelf te schreeuwen — meestal in het weekend, of op de eerste dag van je vakantie.
En dan heb je ook nog de coach. Het orakel aan de zijlijn. Eén blik en je voelt het: druk.
“Laat jezelf zien!” klinkt als een aanmoediging.
Maar je binnenwereld hoort: “Verberg alsjeblieft je zwakte.”
Die spanning gaat ergens zitten. In je nek. In je ademhaling. In je nachtrust. En dan voelt zelfs het dragen van je scheenbeschermers als emotionele overbelasting.
×