Fragment
2.Luizen
In mijn klas zijn luizen, zegt Roos Wat zijn luizen? vraagt Joep. Dat zijn hele
kleine beestjes op je hoofd, legt Roos uit. Heb ik die ook? vraagt Joep. Hij
begint aan zijn haren te voelen. Dat denk ik niet, heb je jeuk op je hoofd?
vraagt Roos. Nee, zegt Joep. Ik heb geen jeuk. Dan heb je denk ik ook geen
luizen. Luizen kriebelen namelijk heel erg op je hoofd. Ze houden van schoon
haar en gaan daar eitjes in leggen. Joep begint te krabben op zijn hoofd. Ik
krijg nu wel een beetje jeuk, lacht hij. Mama, wil je in mijn haar kijken? vraagt
Roos. Dan hebben we een luizenkam nodig, zegt mama. Mama pakt de
speciale kam. Joep vindt het wel interessant. Leg je hoofd maar naar voren op
de tafel, zegt mama. Dat doet Roos. Mama begint te kammen. Pluk voor pluk
gaan de haren door de kam. Is het fijn Roos? vraagt Joep. Ja! zegt Roos.
Het is heel lekker. Ik krijg kippenvel van kriebelen in mijn haren. Ik vind het ook
fijn als de luizenmoeders er zijn. Die kriebelen ook zo lekker in je haar.
Mam, mag ik ook kammen? vraagt Joep. Mama glimlacht en geeft de
luizenkam aan Joep. Hij begint in het haar van Roos te kammen. Net als
mama, pluk voor pluk. Na een tijdje zegt hij: Ja, ik zie wat.......een luis! Roos
schrikt: echt waar? Joep haalt iets uit het haar van Roos. Samen kijken ze
goed. Nee! roept Roos. Dat is een klein blaadje. Ooo, zegt Joep. Ik dacht
een luis. Joep kamt weer verder. Ja! Ja! roept hij enthousiast. Mama kijk!
Mama kijkt goed op het hoofd van Roos. Het lijkt op een luis maar het is een
stukje gum, zegt ze. Joep gaat verder met kammen. Hij kijk geconcentreerd
naar elke pluk haar. Kijk een zandkorrel en dit is een pluisje van de trui, zegt
hij blij. Alweer heeft hij iets gevonden. Roos glimlacht. Maar dat luisje kan ik
niet vinden! lacht Joep.
×