Fragment
.......................... Borgers verbrak de stilte en sprak op rustige, beheerste toon.
‘Herr Broekhart, laat mij iets uitleggen. Ik heb er niet om gevraagd dat jullie Hollanders hier verplicht te werk zijn gesteld. Maar het is oorlog, en in oorlogstijd moet iedereen zich aanpassen en de regels volgen. Ook wij. Jullie moeten jullie werk goed uitvoeren, anders ben ik verplicht strafmaatregelen te nemen. Ik maak het jullie niet graag moeilijk, maar ik doe mijn werk. Ook ik sta onder controle van de SS.’
Hij pauzeerde even, nam een trek van zijn sigaret en blies de rook langzaam uit door een kleine opening tussen zijn lippen. De vergeelde binnenkant van zijn vingers verraadde zijn gewoonte: een kettingroker. Daarna keek hij Izaak vriendelijk aan, maar met een zekere ernst.
‘In vertrouwen zeg ik je dit: ik steun dit regime niet. Ik ben niet meer dan een marionet, bespeeld door de Gestapo. Zo is de situatie hier in Duitsland. Je moet begrijpen dat niet iedereen zich laat meeslepen door die belachelijke vertoning van de nationaalsocialisten. Er zijn niet alleen voorstanders, maar ook tegenstanders.’
Izaak was verrast door de openhartigheid van de directeur, maar begreep wat hij bedoelde. Hij knikte, zonder iets te zeggen, en luisterde aandachtig. Hij nam nog een trek van zijn sigaret, maar in tegenstelling tot Borgers blies hij de rook met kracht uit, alsof hij zijn opluchting wilde onderstrepen. Het gesprek verliep positiever dan hij had verwacht. Terwijl hij de half opgerookte sigaret in de asbak uitdrukte, ging Borgers verder.
‘Probeer niets te saboteren. Als er iets gebeurt, moet ik een straf opleggen, en daar heb ik absoluut geen zin in. Vertel je vrienden hoe ik erin sta, dan blijft de sfeer goed. We moeten deze oorlog met z’n allen overleven, en hopelijk loopt het goed af. Ik mag je graag, en ik vind het oprecht jammer dat wij op papier als vijanden tegenover elkaar staan. Maar zoals je nu begrijpt, is dat helemaal niet zo. Misschien krijgen we na de oorlog nog eens de kans om vrienden te zijn.’
Hij stond op, glimlachte vriendelijk en schudde Izaak stevig de hand, precies op het moment dat een schelle bel door de fabriekshal klonk, het teken dat de werkdag voorbij was.
‘Danke, Herr Direktor. Ik begrijp het en zal het doorgeven aan de groep. Ik kan u verzekeren dat we niets zullen ondernemen. Hopelijk is deze ellende snel voorbij en kunnen we weer verder met ons leven,’ antwoordde Izaak. Hij verliet het kantoor, liep door de verlaten hal en begaf zich rechtstreeks naar de barak, waar zijn vrienden al ongeduldig op hem wachtten.
‘En, hoe is het gegaan bij Borgers?’ vroeg Jaap Oosterlee direct toen hij binnenkwam.
×