Fragment
Ik zing de refreinen mee, niet met zorgvuldig gekozen woorden. Klanken en andere nabootsingen met af en toe een woord zijn mijn bijdrage aan de samenzang. Ik voel me niet meer alleen. Alleen klanken zijn voldoende om in deze zetting opgenomen te worden. Af en toe wordt er ingehaakt. Lastig met pen in de mond, mijn opschrijfboekje onbeheerd achterlatend. Ik hoop op de roodharige, dus wellicht Ierse jonge vrouw die ik af en toe observeer. Misschien door het missen van het oogcontact wat ik zoek, moet ik het stellen met twee uit de kluit gewassen mannen. Zij ruiken naar bekend zweet, bier en meer. Bij de wissel mis ik wederom het rode haar. De liederen met samenzang is te kort. Ik zoek mijn notitieblok weer op en probeer een aantekening te maken. Zinnen en alinea’s vullen snel de bladzijden waaraan ik werk.
Een hand op mijn schouder, gevolgd door een vol glas, gevolgd door een naam. Ik kijk op en kijk in groene ogen. Groene ogen liggend in een fraai gevormde schedel, omhuld met een lichte huid, sproeten, wimpers en haar dat bij Ierland hoort. Dearbhail is de naam, die wordt herhaald. Ik noem mijn naam, de roodharige vrouw lacht. Ik vraag of ze me Conrad wil noemen.
×