Fragment
De razzia en de ontsnapping
Het jaar, de maand en de dag dat mijn leven een drastische wending zou nemen:
In maart 1942 worden wij door de Duitse bezetters uit ons huis aan de Westerlaan gezet en trekken we met enkel wat kleren die we mochten meenemen in bij oom Moos en zijn gezin. Er zat voor ons niets anders op dan daar voorlopig te blijven, want het was ons he- laas nog niet gelukt om een geschikte onderduikplek te vinden.
En dan vindt de eerste razzia op 2 en 3 oktober 1942 plaats. 94 Joodse Zwollenaren worden opgepakt en gedeporteerd.
Ook ons gezin en tante Bep met haar dochter Betsy ontkomen niet aan de eerste razzia. Lineke woont al een tijdje op het Minervaplein in Amsterdam waar ze een opleiding Schroevers volgt en oom Moos bevindt zich naar ons weten in een werkkamp in Hoogeveen.
Drie Duitse politieagenten in groene uniformen, en daarom ook wel de Grüne Polizei genoemd, staan voor de deur en snauwen ons min- zaam toe ‘Aus dem Haus. Koffer mitnehmen und schnell!’ (‘Het huis uit. Koffers meenemen en snel!’) Met in de haast gepakte koffers en wat proviand verlaten we het huis en worden we meegenomen naar het Gymnasium Celeanum* aan de Veerallee waar het gymnastieklo- kaal dienstdoet als gevangenis van waaruit de Zwolse Joden werden gedeporteerd naar Westerbork.
Eenmaal binnen in het gymnastieklokaal zien we dat heel veel Joodse Zwollenaren ons reeds zijn voorgegaan; ouders met kleine kinderen en bejaarden en ze hebben allemaal net als wij één koffertje per per- soon bij zich en wat proviand, klaar voor de tocht naar het ongewisse, want niemand weet wat er gaat gebeuren.
Toch zijn de meesten nog optimistisch gestemd en geloven dat wij naar een werkkamp worden gebracht en daar tot het einde van de oorlog zullen blijven. Deze optimistische gedachten delen tante Bep en ik zeker niet en we vrezen het ergste; het zou vast en zeker een enkele reis worden met de bedoeling om nooit meer terug te keren. Het gymnastieklokaal was duidelijk niets meer en niets minder dan een dodencel.
Tante Bep is zo slim om voor te wenden dat ze ‘vreselijk ziek’ is. Onder de Joodse gevangenen bevindt zich ook de geneesheer-directeur van het Sophia ziekenhuis. Hij kan de Duitsers ervan overtuigen dat mevrouw de Groot ‘zwaar ziek’ is en moet worden opgenomen in het Sophia ziekenhuis. Betsy mag gelukkig mee omdat ze nog zo jong is.
×