Fragment
Het kristal in mijn hand voelt tegelijk warm en koud, als een ster die je zou kunnen vasthouden zonder te verbranden. Ik rol het tussen mijn vingers, voel hoe het licht door de blauwe facetten breekt en danst op de muren van de kleine kamer waar Dalia en ik zitten. We hebben ons teruggetrokken in wat ik mijn 'denkvertrek' noem, een kleine ruimte onder de dakspanten van mijn oude huis, waar het plafond schuin afloopt en je alleen rechtop kunt staan in het midden van de kamer.
"W-wat zie je?" vraag ik haar, terwijl ik het kristal in mijn handpalm laat rusten. Het klopt zachtjes, in een ritme dat alleen ik kan voelen, een hartslag die synchroon loopt met de mijne.
Dalia's ogen worden groot terwijl ze naar het kristal tuurt. Haar gezicht, half verlicht door het blauwige schijnsel, toont een mengeling van verwondering en verwarring. "Het... klopt," fluistert ze, alsof ze bang is dat hardop spreken de magie zou kunnen verbreken. "Hoe is dat mogelijk, Vindor? Het is alsof er een hartslag in zit."
Ik glimlach, opgelucht dat ze het kan zien. Niet iedereen kan dat. De meesten zien slechts een mooi stuk blauw kristal, niets meer. "H-het klopt op het r-ritme van echte emotie," leg ik uit, mijn stotteren minder uitgesproken nu ik me op mijn gemak voel. "M-mijn opa noemde het het 'h-hart van k-kristal'. Het is v-verbonden met m-mijn verbeeldingskracht."
Ik houd het kristal omhoog, laat het blauwe licht over ons beiden vallen. In dit licht ziet alles er anders uit, alsof de wereld een droomversie van zichzelf is geworden.
"Mijn v-verbeelding," vervolg ik, "is niet z-zoals die van anderen. W-wat ik me voorstel, k-kan ik soms... m-manifesteren."
×