€ 24,50

ePUB ebook

  € 11,95

PDF ebook

  € 11,95

Keerkring of rondwaren in tijd

Hilma Bruinsma • Boek • paperback

  • Samenvatting

    Voor uitgebreide informatie: http://www.puntaal.nl/

    Keerkring of rondwaren in tijd is een weergave van leren leven. De schreeuw naar leven stopt niet na de geboorte, schrappen en opstaan, een stap achteruit en twee vooruit. De noodzaak van het vastleggen, een poging tot een antwoord op eeuwige vragen, vanuit een eigen, filosofisch getinte blik.

    ''Het zit dus zo. Dit epistel is in wezen begonnen als een antwoord op een vraag van mijn oudste zus. Zo’n soort vraag, zij vroeg, leg mij uit wat je bedoelt, want zoals jij het nu zegt herken ik het niet van toen. Eerst schreef ik een brief, die ik nooit verstuurde. Het was te kort door de bocht, te ongenuanceerd, het ging over een combinatie van genen, gevoeligheden, omstandigheden en veranderende tijdgeest.''

    ''Ik heb alle lades opengetrokken en lees alle fragmenten, aantekeningen, klaagzangen, juichbuien, frutsels, tot en met bewaarde brieven. Een kakofonie uit het verleden overspoelt mij en ik hoor flarden bekende toonzettingen. Ik beluister sets van dissonanten tot deuntjes en evergreens. Het is allemaal zo gewoon, nu ik stapel na stapel wegwerk.''

    Keerkring of rondwaren in tijd, is een snelle aaneenrijging van verhalen, gedichten (waarvan Stadspoort tijdpoort bekroond is met de Gorcumse literatuurprijs en enkele zijn gepubliceerd in Schoon Schip), beschouwingen en fragmenten. De rij vormt de rode draad van vraag en antwoord. De antwoorden liggen in oude en nieuwe teksten: '''waarom lees ik nu pas wat ik toen schreef, zoveel. Zoveel van nu, alleen anders, anders in tijd, anders in laag, anders in dimensie, anders.''

    Humor en vaart compenseren de rauwe ernst ruimschoots; de onophoudelijke drang naar verbetering overtreft de soms wrange waarneming. De circulaire opzet, zoals levensfasen en seizoenen, weerspiegelt de wederkerigheid in alles

  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 145mm x 210mm
    Aantal pagina's : 333
    Uitgeverij : Puntaal
    ISBN : 9789081755504
    Datum publicatie : 09-2011
  • Inhoudsopgave

    Stel een moment in de tijd

    Het begon allemaal toen mijn vader van zijn geloof viel, fragment

    Dodenmars, gedicht

    Waarom zwijgt Maria, waarom vraagt mijn moeder, fragment

    Kiemsmoor, gedicht

    Ontvreemd, gedicht

    Troost, gedicht

    In de tussentijd

    Tijd is zo’n rekbaar begrip, elastiek is er niets bij, fragment

    Houten mare, gedicht

    Toen ik als laatste kind thuis woonde, fragment

    Vervlucht, gedicht

    Wij waren een gezin van na de oorlog, fragment

    Te dik zijn met, gedicht

    Spiegelen, gedicht

    Geloof hoop en liefde. Schaamte, angst en trots, fragment

    Open vizier, gedicht

    Reinheid, van handen voor het eten of van geest, fragment

    Gat in de tijd

    Als je de doorzichtigheid van een sterven ziet, fragment

    Zij zit op pakken, gedicht

    Ik heb altijd veel gelezen, fragment

    Ontginning, gedicht

    Oud spel, gedicht

    ‘Het is beter te sterven zoals je bent dan eeuwig een vreemdeling te blijven.’

    De avonturen van Augie March, Saul Bellow, citaat

    Ogenblik, gedicht

    Stierf mijn vader een vreemdeling, fragment

    Echo, gedicht

    Hard times

    Mijn muur was zo hard en hoog, fragment

    Stempelaar, gedicht

    Reine ratio wil alles in rechte lijnen, fragment

    Winning, gedicht

    Iemand stelt mij een vraag en ik ben in antwoord, fragment

    Huize herrie, ons huis. Vol leven, fragment

    Armen, gedicht

    Gelukkig las ik, fragment

    IJskristal, verhaal

    Minuscuul kristal, haiku

    Het is al lang half februari

    Vele jaren later, fragment

    Hooggestemd en koeterwalen in beperkte zin machtig, fragment

    Verkropt, gedicht

    Van toen ergens de tijd overtikken

    Op drift, gedicht

    Luchtkind, verhaal

    Toen kwam het stuk over zinderen en zo, fragment

    Spuit elf, gedicht

    Zelfzucht, gedicht

    Spinnetel, verhaal

    Haar pen hapert, het automatische ritme is verstoord, fragment

    Innerlijk als, gedicht

    Blijde boodschap, gedicht

    Vandaag is het weer zo’n dag, fragment

    Ruimtetijdrimpels, gedicht

    Aflaat, gedicht

    Tijdsprong, gedicht

    Tot nu toe heb ik steeds meegedraaid, fragment

    Het is bijna maart

    Tijd en licht, gedicht

    IJlen, gedicht

    Zij zat inmiddels aan het kanaal, fragment

    Drijftijd, gedicht

    Zindering, gedicht

    Stadspoort, tijdpoort, verhaal

    Weer bijna maart

    IJstijdsprong, gedicht

    Ik kende twee mensen, fragment

    De zeer oude zingt, gedicht LUCEBERT

    Springtij, gedicht IK ALWEER

    Begrafenis, verhaal

    Lentelach, gedicht

    Mei

    Ik loop de wallen, van mijn stad, fragment

    Eindtijd, gedicht

    Spanningsveld, gedicht

    Tijdval, gedicht

    Dood in juli

    Flinkering, gedicht

    Heel vroeg, gedicht

    Doodgaan,verhaal

    Toen mijn vader stierf, gedicht

    Mijn vader stierf in juli, fragment

    Groenwakker, gedicht

    Zomermaanden

    De zomer komt nog en toch korten de dagen, fragment

    Legering, gedicht

    Een andere: is dit midden a of zijn zij al bij b, fragment

    Langerak, verhaal

    Schimmenspel, verhaal

    Zomergewijs, verhaal

    Verdomme, waarom loop ik hier zo, fragment

    Zomerrazernij, gedicht

    De herfst

    Ik had gelopen, fragment

    In facet, gedicht

    Het ouderlijk huis kon ontruimd, fragment

    Reconstructie, gedicht

    Wat denk je wat er in zo’n sfeer ontstaat, fragment

    Gaanderij, gedicht

    Herfstweg, fragment

    Spinneschril, verhaal

    Ik open de deur, fragment

    Deze keer is de herfst zo lang zacht en mooi, fragment

    Tijdgeest waart rond

    Kromme tenen, verhaal

    Waar gaat het over, wat is het verhaal, fragment

    Echt, gedicht

    Ik lees dingen en word bijna misselijk, fragment

    Schimmenhaat, gedicht

    Opgedoken flinter, gedicht

    Uitgediept in de tijd, fragment

    Optocht, gedicht

    En dan nu

    Het gaat alleen maar over, fragment

    Grovetold verdriet, intermezzo

    De aanmatigende toon, fragment

    Spraakverwarring,verhaal

    Treintijd, gedicht

    Faseverschil 1, fragment

    Stilte tussen mensen, gedicht

    Faseverschil 2, fragment

    Tongerblom, gedicht

    Droomtijd

    Droomtijd, gedicht

    En ik las, fragment

    Op perron, gedicht

    Heden, heden, allang heden, fragment

    Lopen op de brug, gedicht

    Terugblik, fragment

    Fris, gedicht

    Inkeer, gedicht

    Dan bel ik mijn moeder, fragment

    De brieven van vroeger, fragment

    In de marge, gedicht

    Reunie, fragment

    Eeuwig, gedicht

    De vraag is waar is de omega, fragment

    IJktijd, gedicht

    Wederom wintertijd, een uur of leven, ik kijk om mij heen

    En ik ben in gesprek, fragment

    Kale pauw, gedicht

    Pleurop. En zij laten mij zien hoe moederlief dun alles is, fragment

    Ontmoeting, fragment

    Ommekeer, gedicht

    Ik zit op een campingstoel en heb een thermosfles en turf, fragment

    Ik herlees Saul Bellows De avonturen van Augie March, fragment

    Wende, verhaal

    Om onderscheid in lelijkheid te maken, fragment

    Gloort er soms voorjaar, rekt de winter lekker lang

    Een nieuwe pagina, waar zal ik eens beginnen, fragment

    Kluizenaar, gedicht

    Schreeuw, verhaal

    Sterren of jammergang, gedicht

    Zij loopt en kiest een vertrouwd pad, fragment

    En dan, gedicht

    Zwetend word ik wakker, fragment

    Spelende duizeling, gedicht

    Na de laatste ronde

    Ik zit midden in de laatste ronde, fragment

    Baken, gedicht

    Uit onverstuurde brieven, fragment

    Deceleratie, gedicht

    Ode, gedicht

    Toen dacht ik bli, bla, bloei. Waar gaat het over, fragment

    Vuur, gedicht

    Mijn moeder zit nu in een verzorgingshuis, fragment

    ‘Alsof hij mij een heel oude vraag wil stellen’

    Bekentenissen van een burger, Sándor Márai’s, citaat

    ‘al dat verleden op papier brengen is een langdurige kwestie’

    Veritas, Monaldi en Sorti, citaat

    it is sa at it er hinne leit en it is goed sa, essentie

    Vuur van liefde en leven, gedicht

     

  • Reviews (10 uit 1 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

    14-06-2012
    Trix Broekmans, journalist/columnist over Keerkring of rondwaren in tijd: dit is geen licht verteerbare chicklit, het is geen makkelijk boek, het is ook geen overwegend vrolijk boek, het is in wezen een wedstrijdverslag! Een zoektocht, daar gaat het om. Een verslag van een zoektocht naar authentieke, onopgesmukte emoties, een heel mooi en heftig gevecht tussen ratio en gevoel, tussen hoofd en hart, op zoek naar echtheid. Iedere steen die de schrijver tegenkomt moet omgekeerd, zij stelt vragen over alles, neemt alles onder de loep en onderwerpt ook zichzelf aan een meedogenloos vragenvuur, waarbij zij zichzelf niet spaart. De afwisseling met de mooiste passages, waar zij met de elementen en zichzelf in dialoog is, waar eenheid met en respect voor de natuur zo goed beschreven zijn, dat het is alsof je zelf daar loopt, de rivier ruikt, regen en wind voelt. En weer terug naar fragmenten van vroeger, over de jeugd, het leven in het grote gezin in dat grote huis naast de kerk. De climax van deze beschrijvingen, haast te mooi, de bijna filmische scene, is de omschrijving van het overlijden van haar vader, ik krijg er kippenvel van. Het is een reis van emoties en gedachten, Waarbij alles associatief, zonder terughoudendheid, wordt beschreven en de lezer in hart, hoofd en ziel van de schrijver kan meekijken. Soms van een schokkende openhartigheid, zo dat het dicht bij de lezer komt. Dat moet je durven. Ik heb de rit mee gemaakt en ik zeg fasten your seatbelt, it is going to be a bumpy ride! En waar kom je uit, bij een happy eind waarbij de schrijver gelouterd terugblikt op al het geschrevene en weet, het is allemaal niet volmaakt en heeft daar vrede mee. Ik heb genoten van de rit en kijk uit naar de volgende!


    Geplaatst door
    Waardeert het boek met een 10 uit 10

€ 24,50



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

Fragmenten seizoenen uit Keerkring of rondwaren in tijd

 

Fragment voorjaar

(Uit) Stadspoort, tijdpoort

 

Ze loopt onder de poort door, ze weet nog niet dat het de enig overgebleven oude stadspoort is. Ze klimt er onderdoor, er is zand gestort tussen schotten, op eigen risico staat er, ze gaat en komt op een karrenpad, de sporen lijken van eeuwen geleden, een brug over de stadsgracht, ze loopt er overheen. Vanonder de poort draait het tweesporige karrenpad weg van de vestingmuren, de boom, de brug. Het pad loopt parallel aan de brede, brede rivier, met af en aan, af en aan vele beroepsschepen, het zijn geen kanaalvaarders, dit zijn joekels van container- of chemieschepen, dubbele duwbakken, naast, langs elkaar, er kunnen wel vier, zes acht. Tien naast elkaar als het moet, zo druk is het nou ook weer niet. Water en weilanden met rietkragen vormen een weidse vlakte.

De draaiing in het pad, de brede kroon van de boom, en het stromen zelf wekken het besef dat hier, pal achter de poort en op de brug, geschiedenis toekomst ontmoet. Geschiedenis en toekomst aanschouwen elkaar bevreemd, knikken en gaan vervolgens aan elkaar voorbij in het besef dat er hier en nu geen verschil tussen beide bestaat. De poort, het pad, de brug, de rivier, het overvalt haar, ze hapt naar adem, een indringend immense ervaring alsof zij ineens één is met wie zij is en ooit zal zijn.

Verder, en langs een bouwvallig, strak langs de dijk afgevlakt pand ziet zij een paadje naar de rivier, het lijkt privé, zij neemt het, zij kan niet anders. De dijk liep te lang niet dicht genoeg langs de rivier, zij wil de oever. Zij loopt naar beneden en staat aan de rivier, de oever, de rand, net niet in de aanspoelende golven, ze kijkt en ziet de overkant. Rechts een dorpje met stompe oude toren, met draaiende molen, zeil op de wieken, stadskanten, links een kasteel achter kale bomen, doorlicht in het wazige weer, zij kan bijna niet geloven dat zij hier staat, dit ziet, zomaar, nu, na het moment van net, ze gloeit nog na, lang na, onverdwijnend na.

Ineens komt er een meneer, een oudere man, oud, krom en grijs, de man van het privé, een kluizenaar denkt ze, hij komt van achter en ik schrik niet als hij vraagt of ik naar de overkant wil, hij komt naast mij staan en zwijgt. Ik kijk naar hem, hij wijst naar het roeibootje, het bootje had ik gezien en mijn gedachten over gehad, spanen zie ik nu pas, hij heeft ze bij zich.

Wij zwijgen. Hij zegt na verloop van tijd, ‘die appeltjes kun je eten’. Ik had de appeltjes gezien en mijn gedachten over gehad, geen haar op mijn hoofd die er aan dacht om ze te eten, ik had ze gezien, niet gedacht aan eten, ik had geen honger.

Ik dacht mijn gras is groen aan deze kant.

Wij staan daar en zwijgen. Er gaat zoveel door mij heen, ik bevat niet wat mij overvalt en dat hoeft ook niet, ik sta en kijk, als ik ga lijkt het gene zijde, geen zijde dan deze zijde, wat is er mis met deze zijde, en ik kijk naar de man, betrouwbaar, lief, zal ik gaan of niet en ik zeg, bedankt, maar ik denk dat ik zo maar eens terugloop.

Ik liep terug en dacht verdomme wat ben ik toch een saaie trut, het had een unieke tocht kunnen zijn, een boottocht met een gewone roeiboot met een bijzonder aardige meneer, een buitengewoon boottochtje maar niet méér dan dat, het moment van de betovering verbroken.

 

Stadspoort, tijdsprong

Langs de kromming golven eeuwvlagen,
door de boog van de poort,
ritselen tijdlagen ijldun tegemoet.
Lichtheldere kristallach, flarden, wisselend,
het grondse geuren strijkt, zware diesellucht,
repeterend donker dreunen,
klapperend doek, klokslagen verspringen,
het bonkend ritme slingert heden en oud.
Tijdsprong, voetstappen in het karrenspoor.

 

Fragment zomer

Zomergewijs

 

Een aftands bordje met hunebed treft mij terwijl ik een regenachtige dag loop, langs een zandpad. Ik volg de pijl en de volgende pijl en mis er ergens een en zoek, half verscholen vind ik de laatste pijl. Die wijst een paadje aan langs een keurig onderhouden moestuin en langs een zeer bouwvallige kleine boerderij, een krot, welhaast op instorten. Ik kijk door de smerige kleine ramen en zie aftakeling in ongebruikte, afgedankte spullen. En loop het paadje verder af en zo vlak achter, halfschuin achter, zo op het boerenerf is het hunebed. Onder hoge oude bomen. Het is daar aanwezig, vanzelfsprekend.

Onder hoge oude bomen een nog veel ouder hunebed, fris haast. Fris van oudheid, zolang al zo oud, regenglinstering, mos, in gefilterd licht, blijvend oud. Alsof de enorme keien al niet oud zijn, zoveel ouder dan de formatie waarin ze gerangschikt zijn. Nog ouder, oudst lijkt de nietige bouwval die zo veel later, zo vreemd dicht bij deze stenen is gebouwd. Het lijkt net alsof het andersom, in omgekeerde volgorde is neergezet.

Er was eens een mensenboer en die bouwde en bewoonde een stulpje en legde zijn moestuin aan en ploegde en zwoegde ook nog elders ongetwijfeld en leed honger en kommer en kwel en had een gezin met van die arme, treurig sloeberige kindertjes. En dan ging ook nog de moeder dood of de buurman of opa of deze of gene, doorlopend was er wel een dooie te betreuren en ze hadden lompen aan en ze wisten dat het nooit wat ging worden, hogerop of beter of mooier of meer, aan dat soort dingen dachten ze niet en ze leefden er ondanks alles op los.

En op een dag stond de boer alweer bij ochtendgloren op en trof een bult stenen aan op het achtererf, waar zijn varken driftig omheen knorde en z’n gezin en god dood onder lagen. Dat is wat al te erg misschien. Of waar zijn toekomst onder bedolven lag. Wat te zwaar aangezet misschien, maar toch. Alleen zijn gezin dan, of alleen zijn vrouw, de zon, of god, of alleen zijn toekomst. Meestal hangen die dingen samen. Verlies het een, grote kans dat het ander sneuvelt.

Zo gaat dat soms, het ene moment leef je en een seconde later ligt de boel aan gort, geen duig of spant te bekennen, vermalen in tijdsbestek.

Hoe dan ook, ik zie de beste man zitten terwijl ik terugloop langs het paadje, er inmiddels van overtuigd dat er geen leven is, kan zijn, zo oud in die behuizing. En schrik me rot en overwin mijn schroom en gluur van dichtbij langs barst en halfvergane vitrage en levendige spinnenwebben en zie hem daar onbeweeglijk zitten.

Ik schrik, zo heftig, ik zie de kluizenaar zoals ik die lange jaren terug, zolang geleden alweer, verwachtte. En hij zit onbeweeglijk tv te kijken. Ik wil toch haast, bijna op het raam kloppen alsof ik de man ken en een praatje kom maken.

Of hem vragen of dit onbeweeglijk tv kijken de reden is waarom mijn vriendin en ik hem toen nooit buiten zagen. Of vragen waarom hij een hunebed in zijn achtertuin heeft gemaakt. Of gewoon even naast hem zitten en zwijgen. Of vragen of ik enkele sperziebonen mag plukken of aardbeien of misschien een paar van die traditionele bloemen langs de moestuin, omdat alles er zo mooi bijstaat of dat ik heel even in de moestuin mag zitten of liggen of heel even zijn hand mag vasthouden.

Hij schokschoudert en ik schrik alweer, hij strekt z’n arm en drukt op de knoppendoos.

En ik twijfel nog even, verwijl in een gerekt moment tussen verlangen en haast tastbaar geleden leed en voel de rillingen langs mijn rug lopen en ruk mij los.

Het zandpad is door regendruppen bestippeld en ik loop terug, terug langs de doortrokken voren in een zandpad en kom in mijn tijd en wijle, bevangen en desondanks bestormt een lach me en bevrijdt mij.

 

Zomerrazernij

Zomerstorm raast en vervoert,
wervelt eertijds en nu,
in woeste oertijd en massa.

Geurenranseling van grasstoppels en waterlucht,
bloemkruid en afgerukte bladertakken,
ontwortelt en beukt in alle toonaarden: aards, aards!

Ik raas en tier en storm laaggronds,
ruk hard aan wortel en tak, sla vlaag
na vlaag en schreeuw, scheur, scheur dan kreng
en het houdt vast.

Ik zweet, grom en ga tekeer en nog laat het niet los.
Woest snuif ik mijn houtgeur
en leg mij uiteindelijk neer,
in aards, toch volop aards.

 

Fragment herfst

Voor het raam is een begin van een spinnenweb en een dun flapperig vliegje raakt erin verstrikt. Het lijkt op een langpoot maar het heeft geen lange poten en vrij korte vleugels. Het beest is gevangene en onmiddellijk komt een vette spin aanrennen over de verse draden. De spin vreet het slappe beest op. En onmiddellijk daarop verschijnt een koolmees, ik schrik want ik denk dat de vogel tegen het raam vliegt. Geen sprake van, een fractie, de vogel houdt aan als een kolibrie, hapt met de snavel de spin uit het web en landt op de tuintafel. Daar neemt hij de tijd om de spin op te vreten. De kat van de buren is niet te bekennen. En als die op was komen draven dan had ik eerst een buks moeten kopen om vervolgens het beest af te kunnen knallen. En dan op de barbecue garen en opvreten. Gadver, zover komt het niet. Trouwens, wie had mij dan moeten vreten. Aan alles komt een eind.

 

Ik had gelopen en kwam in een melancholieke bui terug. De bedoeling was juist om een zekere herfstsloomheid uit te waaien. Nu deze vervangen blijkt door een parallelle stemming lijkt de inspanning als zodanig geslaagd maar de uitwerking achterwege te blijven. Misschien lag het aan de route. Langs kanalen met woonboten waar de onvermijdelijke geur van houtkachel en smeerolie, vermengd met de zompige geur van modder, rotte bladeren en paddenstoelen, door wind om de oren en in de neus geblazen werd.

In een van de boten had iemand zitten schrijven, het was in een van de grotere boten geweest, met grote ramen waarachter veel plantengroen schemerde. Het geheel maakte een warme indruk, terwijl er tegelijkertijd een zekere efficiëntie vanuit leek te gaan, misschien omdat de boot zowel van binnen als van buiten wit was en de persoon, al schrijvend, uit een mok dronk. Er is ervaring nodig om vrijwel zonder opkijken automatisch te kunnen drinken en schrijven. Misschien ging het alleen om een boodschappenlijst maar toch had deze blik in andermans bezigheid mij er op een directe, wat schrijnend verwijtende manier op gewezen dat er in mijn hoofd een aantal dingen dreven die hoognodig op het droge gehaald moesten worden, alvorens ze in vergetelheid zouden verzuipen.

Erg duidelijke dingen zijn het niet, meer vage omhulsels die nog ingevuld moeten worden maar juist dat maakt dat er geen tijd te verliezen is. Hoewel, tijd verliezen geen goede uitdrukking is, hoe kan een persoon tijd verliezen, alsof het om een concreet begrip, voorwerp, een vastgepind feit gaat. Juist in verloren ogenblikken steken de beste ideeën hun kop op of worden de subtielste gebeurtenissen ervaren, kun je beter van gewonnen tijd spreken. Hoe dan ook de vage contouren vragen om invulling, of dit nu tijd opslokt of juist teruggeeft.

 

Baken

Talloos losbladig getekend op klad
vergankelijk als lagen leven.
Haperend op het levenspad,
voor oud vuil aan papierbak gegeven.

Achtloos verhaspelt in proppen papier
doorbladert de tijd gestaag.
Pelt volhardend laag voor laag,
een tunnel van toen naar hier.

Ik kruip langs bakens van herkenning.
Tijd verloor zich niet, ik ben het die stagneert.
Gedwongen tot bezinning, het leven weer in mij keert.

Ik kruip, ik loop, ik ren en strijd.
Herwin in lagen tijd
het weergegeven leven.

 

Fragment winter

IJskristal

 

Rondom mij is stilte, afgezien van geluid van hakkend hout, een blaf hier en daar. Natuurlijk ruik ik houtkachels. Ooit liep ik in dit dorp en hingen de kerstkransen in april nog buiten, enkele kerstbomen zag ik nog, met lichtjes aan, overdag. Ik kon mijn ogen niet geloven, ik dacht zijn de mensen hier soms dood, wat bezielt ze om zo in de tijd te blijven hangen. Steeds wilde ik terug, ergens rond kerst, om te zien hoe het hier dan is.

Ik vergat het, nu dan eindelijk ben ik hier. Ik hou mijn adem in met alles wat hier de adem inhoudt, in afwachting. Voor de schemering zie je de gerangschikte kaarsen buiten, wel of niet met windglas, wel of niet idyllisch rond een vijvertje of vogelvoederbak, kransen, met of zonder vogelsnoep, tafereeltjes, engeltjes, sterrenhoog opgetaste kerst. In deze idylle vallen de dissonanten weg, het geluid van de snelweg, verveloosheid, bandeloosheid, niets van te merken.

Het is bijna schemerig, ineens voordonker, bijna donker, nog net niet. Zoals dat in dit seizoen gaat, het donker overvalt je net niet tot het ineens donker is. De buitenlampjes van heg en boom gaan aan, de kaarsen blijven uit. Het is kerstavond en ik bespied en voel me als een zwerver. Hoewel de zwerver de geuren van voorgebraden vlees en gestookte haarden wellicht zou willen betreden en ik niet.

Zo goed als het gaat gluur ik naar binnen, binnen en buiten zo smaakvol, rijk versierd. Hier en daar vang ik een glim van weggestopte of stilgehouden kinderen voor de tv of computer, met chips en cola, de beste manier, in afwachting van, geduld moeten hebben tot. Ik zie mensen met verhitte koppen rondlopen, sommigen lijken geagiteerd, wel of niet richting kinderhoek, ze lopen met ovenwanten en hete schalen heen en weer. Ik zie geen enkele te erg onvertogen vertoning. Waar hoopte ik eigenlijk op, wat doe ik hier.

Dacht ik het leven te kunnen betrappen op ondertoon tussen de versieringen misschien. Dan moet ik blijven tot het bezoek komt of de dis verorberd wordt, tot morgen of overmorgen. Wellicht moet ik bivak opslaan of tussendoor naar huis en dan terug komen om te loeren. Dan kan ik misschien alsnog de handen wrijven bij een mooie familieruzie, in volle glorie opbloeiend tussen de lekkernijen. Of een kind vinden die tot het diepst van zijn ziel getroffen, heil zoekt bij de vogelfontein, of erger, diep ineengedoken onder de bosjes ergens, niet eens huilend, heel stil is.

Ik schrik op van een dichtslaande deur en met mij twee vogels en ik volg hun vlucht in de lucht. Mijn blik keert te laat terug om te zien waar de snelle lichte voetstappen, het geluid van een diep ingehouden snik, het geritsel van dorre beukhaagblaadjes stopt. Het ging zo snel, het geluid bereikt mij pas laat. Mijn god, het is dat kind denk ik, en ik zak op mijn knieën, op de plek waar het geluid doofde. Voor mijn ogen krimpt hetgeen ik in een oogwenk nog dacht te zien ineen, vervaagt en stolt tot een ijskristal.

De deur gaat open en een melodieuze stem zingt bijna, liefje kom toch binnen, het is nu tijd om je om te kleden, we moeten klaar zitten voordat de gasten komen. Ik gris de verstilde glinstering en koester het in mijn hand. Ik sta op, verstijfd.

Zij ziet mij, kijkt bevreemd maar knikt toch tegelijkertijd zalig kerstfeest, zag u net een kind? Ik staar en ruk me los uit de stramheid en schud mijn hoofd. Zij loopt de tuin in en speurt rond en schikt dan hier en daar nog wat, maakt een rondje, kijkt nog eenmaal om en knikt, ontsteekt dan de kaarsen, kennelijk vergeten wat ze zocht.

Ik zet het op een lopen, rechtstreeks richting het snelweggeluid en kom in de nieuwbouwwijk en zie een hel verlichte plastic sneeuwpop en hoor luid en vrolijk gelach. Ik voel me opgelucht alsof ik de dans ontspring.

Na oud en nieuw onttooi ik de kerstboom, de dorre takken knip ik ter plekke af, de naalden rafelen. Het kristal vind ik nergens. Pas als ik de takken in de zak, de naalden bijna opgeveegd heb, zie ik een miniem plasje water, ik veeg er zorgvuldig omheen en blijf kijken tot het geheel en al verdampt is.

 

Minuscuul kristal

Minuscuul kristal,
winterswijd tijdschakering
ijsster kaatst spranken

×
SERVICE
Contact
 
Vragen