Fragment
Ake en Tory liepen voorop. De gang boog sterk naar rechts en meteen om de hoek zagen ze aan beide zijden een metalen standbeeld van, waarschijnlijk, een priester in een lang gewaad. Het gewaad had een hoge kraag en op de kraag stond een hoofd zonder gezicht, alleen een holle leegte met een metalen mijter erop. Elke metalen priester hield een grote staf vast waar een metalen slang omheen kronkelde. Achter het beeld was een alkoof met verschillende stenen beelden, elk in een eigen nis. De twee metalen beelden stonden koud, roerloos links en rechts van Ake en Tory. Zelfs Ake voelde een kilte om zijn hart.
‘Ik vind het hier doodeng’, fluisterde Tory.
Onbewust bleven ze even staan, maar er gebeurde niets. Tory stootte Ake aan en wees naar de vloer van de gang. Precies tussen de twee metalen beelden liepen twee dikke, in de rotsvloer uitgehouwen strepen. De eerste streep was getrokken vlak vóór het voetstuk van de twee beelden en de tweede er precies na.
Aan de kant van de eerste groef, waar Ake en Tory nu stonden, was in de vloer het woord ‘L E V E N D E N’ uitgehakt. Precies tussen de twee groeven lazen ze: ‘S T E R F’. Aan de andere kant van de tweede groef konden ze het woord: ‘D O D E N’ lezen.
‘Dit ziet er niet bepaald vrolijk uit’, merkte Ake op. Hij vertelde Tory wat hij had gelezen, hij wist niet precies wie er allemaal konden lezen en schrijven. De anderen kwamen nu ook kijken.
Astryd en Boelaman keken elkaar aan en Astryd zei: ‘Dit lijkt me iets voor een tempel van Nirwanna, maar ik dacht dat er geen tempels van Nirwanna meer waren.’
‘Waarom zijn die er niet meer?’ vroeg Ake.
‘Apalobé was er nu ook bij gekomen en had het laatste gehoord. Ze zei: ‘Zelfs in Raag, waar alle goden worden geëerd, is een tempel van Nirwanna verboden. Hun doodsrituelen gingen te ver. Er werd geofferd, mensenoffers, ooit. Ik weet alleen maar van Nirwannatempels omdat ik erover moest leren.’
‘En nu?’ vroeg Ontos. ‘Blijven we hier staan of gaan we verder?’
Ake probeerde met zijn linkerhand of er runen oplichtten, maar er gebeurde niets. Iedereen keek iedereen aan. Wie zou er als eerste deze grenzen oversteken? Zou er eigenlijk iemand wel overheen willen stappen?
‘Waarschijnlijk gebeurt er niets’, zei Orno. Hij stak zijn hand een klein stukje over de eerste streep. Iedereen verwachtte een lichtflits of iets anders engs.
‘Is er eigenlijk iets aan de andere kant?’ vroeg Ake. Hij probeerde in het halve duister te kijken.
‘Joehoe, is daar iemand?’ riep Orno met twee handen als een toeter om zijn mond.
×