Fragment
Mahpyua Mni leunde iets dichter naar haar toe, haar ogen glinsterden in het licht van het vuur.
“Soms kiest het land jou, voordat jij het kiest. En de geesten... zij herkennen je huid, je bloed, zelfs als jij zelf nog twijfelt.”
Genevie streek met haar hand over Sheo’s ruggetje. Zijn rossige haar stak alle kanten op, als een vlammetje. Zijn sproeten werden elke dag zichtbaarder — net als zijn glimlach. Hij gromde in zijn slaap, het geluidje van een klein dier dat dapper droomt.
“Hij hoort hier,” zei ze zacht. “Dieper dan ik ooit zal horen.”
Mahpyua Mni knikte langzaam. “En toch kwam jij eerst. Zijn wortel is jouw schaduw.”
“Ik wil hem beschermen,” fluisterde Genevie. “Maar ik weet niet hoe.’’
“Dat is wat moeders doen,” zei Mahpyua Mni, haar hand rustend op Genevie’s knie. “Liefde is niet vasthouden. Het is weten wanneer je los moet laten, zodat de geest zich niet verwart.”
Er viel een lange stilte. Sheo begon zacht te murmelen, zijn handjes tastend in zijn slaap. Genevie pakte één ervan in de hare en kuste zijn vingers.
“Hij lacht als hij slaapt,” zei ze.
“Dan droomt hij van bizons.’’
Genevie lachte. “Ik dacht dat ik geen moeder kon zijn. Dat ik kapot was vanbinnen.”
“Je was gebroken, ja – maar breken is niet het einde. Het is de plek waar het licht binnenkomt.’’
“En waar liefde weer uit stroomt?”
“Precies daar.”
Ze zaten lang zo, vrouw, vrouw en kind — onder een hemel die hen als een oude mantel omhulde.
×