€ 18,00

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Ambt Nederbetuwe Correspondentie Claes Vijgh 1538-1562

Dr. P.D. Spies • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Dit is het 43e deel van een serie transcripties betreffende het Ambt Nederbetuwe. Het bevat de transcripties van een gedeelte van de zeer omvangrijke correspondentie die in de jaren 1538-1562 is gevoerd met, door of over ambtman Claes Vijgh. Gelet op de hoeveelheid van stukken heb ik ervoor gekozen om -zo goed als doenlijk- een dwarsdoorsnede van deze correspondentie uit te zoeken en te transcriberen, waardoor de lezer en onderzoeker voldoende aanknopingspunten heeft om aan de hand daarvan nader onderzoek te doen.
    De inhoud van deze correspondentie is uitermate divers en laat een goed beeld zien van het leven en werken van deze ambtman. Aan de orde komen onder meer zaken voor betreffende zijn ambtmanschap en de uitoefening van zijn taken, de conflicten daarover met het Hof van Gelder en Zutphen en andere instanties. Ook het geheel eigen karakter van het ambtmanschap en de rechten, plichten en privileges komen aan orde, bijzonder waar er sprake is van wie welke rechtsmacht bezat. Op rechtsgebied is er kennelijk ook veel te doen geweest ten aanzien van hetgeen in het Tractaat voor Venlo in 1543 met keizer Karel V was bedongen en waarbij de steden en ambtsgebieden al hun rechten en privileges hadden behouden. In de loop van de jaren kwamen hier de “nodige” geschillen over, bijzonder met het Hof, de stadhouder, kanselier en raadsheren.
    Voorts komen allerlei zaken aan de orde, variërend van problemen met de dijken en de waterhuishouding tot en met persoonlijke vetes en geschillen. Duidelijk moge zijn dat de uitoefening van de functie van ambtman een groot pallet aan taken bevatte, die door Claes Vijgh met behulp van ridderschap, gerichtsbanken en/of de magistraat en schepenen van Tiel in goede banen moest worden geleid. Deze correspondentie kan ook gezien worden als een nadere aan- en invulling van hetgeen in de ambtsrekeningen aan de orde wordt gesteld.
    Ook bevat deze correspondentie redelijk veel stukken die door de keizer, koning, regentes of andere hoge overheden werden uitgevaardigd op allerlei en meer algemeen gebied, zoals het al dan niet mogen uitvoeren van graan, het omgaan met bedelaars, ketterijen, Joden, tot en met het verlenen van hulp en bijstand voor het algemeen belang. En dit inclusief oproepen tot dank- en bededagen als er ergens in Europa door de keizer of koning een overwinning was behaald.
    Kortom, voldoende diversiteit en aanknopingspunten voor nader onderzoek.
    Deze transcriptie is voorzien van een naamregister en verduidelijkende voetnoten.

    Dr. Peter Dirk Spies (Amersfoort, 1955) promoveerde in 2017 aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn op de studie: De classis van Tiel 1579-1816. De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen. Hij is onder andere werkzaam geweest als hoofd van een afdeling archief, bibliotheek en documentatie, als theoloog binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en als jurist in bestuursrechtelijke zaken. Daartoe volgde hij enkele archiefopleidingen en bekwaamde zich in bestuursrecht en paleografie. Hij heeft vele transcripties, artikelen en boeken geschreven, waarvan het laatste boek Dirck Vijgh (1531-1615). Schetsen uit het leven van de ambtman van Nederbetuwe in 2020 verscheen.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 170mm x 240mm
    Aantal pagina's : 340
    Uitgeverij : Dr. P.D. Spies (druk Pumbo)
    ISBN : 9789464436655
    Datum publicatie : 10-2022
  • Inhoudsopgave
    Dit is het eerste gedeelte van de inhoudsopgave:

    RAG archief 0001 nummer 1701: Karel van Egmond minuten van uitgaande brieven 1529-1538, nummer 727: Bevelschrift van de Hertog van Gelre aan de ridderschap van Nederbetuwe en de stad Tiel om Claes Vijgh te beëdigen als ambtman, de dato 26-02-1538.

    RAG archief 0447 nummer 25: Opdrachtsbrief waarbij Cracht van Camphuijsen en Elizabeth van Bueren echtelieden aan hun stiefvader ambtman Claes Vijgh overdragen hun gerechtigheid van het Ambt van Nederbetuwe en tevens bevestigen verkopingen van de bouwingen Laetensteijn te Echteld en den Haeghe te Zoelen met de Nulandse tiend te Avezaat, de dato 20-03-1538.

    RAG archief 0001 nummer 2123: Sententies gewezen op de Landdag te Nijmegen, 21-05-1538/12-07-1538: De Landdag verklaart dat de verkoop van het Ambt van Nederbetuwe door wijlen Willem van Gent aan wijlen Lambert van Bueren rechtmatig is en dus Walraven van Gent enkel nog betalingen van ambtman Claes Vijgh te vorderen heeft, de dato 07-06-1538.

    RAG archief 0447 nummer 314: Overeenkomst tussen Karel van Rossem, Heer van Zoelen, en Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, ter bijlegging van geschillen over inkomsten en breuken van de hoge heerlijkheid Zoelen, zulks door bemiddeling van Joost van Zweten en Jan van Rossem bastaard, de dato 02-04-1540.

    RAG archief 0001 nummer 5209: Verwinsbrief (beschadigd) door ambtman Claes Vijgh van goederen te Ochten van Oswald graaf van den Bergh, die namens de hertog werden getransporteerd aan Theus Marcelissen, welke executie voortkwam uit verschuldigde dijkboeten, de dato 12-02-1542.

    RAG archief 0124 boek 649 nummer 108a/b: Brief (beschadigd) van de keizer aan de stadhouder, kanselier en raden van Gelderland met opdracht om de Hertog van Kleef te helpen tot inning van zijn restantpenningen, waaruit hij zijn schulden in Gelre kan gaan betalen, met bijgevoegde brief aan de ambtlieden van Nederbetuwe etc. met bevel tot betaling, de dato 05-11-1544.

    RAG archief 0447 nummer 206: Kaerll van Rossem, Heer van Soelen verklaart met Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, een overeenkomst te hebben gesloten omtrent de verdeling van de schattingen in het kerspel Zoelen, die half en half gedeeld zullen worden, de dato 30-12-1544.

    RAG archief 0447 nummer 133: Concept-brief (beschadigd) van de raad of stadhouder te Arnhem aan de regentes Maria van Hongarije over de vrijdom van schatting van de voogdij van Gelre voor de hertogin-weduwe, maar dat de onderdanen wel dienen te betalen, tevens dat de invordering van de Kleefse penningen moeizaam gaat, en tenslotte over het niet toelaten aan Joden om te wonen in Roermond, Venlo, en andere plaatsen, de dato 28-02-1545.

    RAG archief 0124 boek 649 nummer 16: Brief (beschadigd) van de regentes Maria van Hongarije aan de stadhouder in antwoord op die van 28 februari 1545, dat de hertogin-weduwe van Gelre vrijgesteld is van de bedepenningen, maar dat de andere onderdanen wel moeten betalen, tevens dat de Nederbetuwe klaagt te hoog te zijn aangeslagen in de betaling van de Kleefse penningen, tevens over het verdrijven van de Joden uit Roermond en Venlo, de dato 07-03-1545.

    RAG archief 0124 boek 649 nummer 154: Concept-brief van de raden etc. aan regentes Maria van Hongarije over Lutherse en andere ketterijen te Elburg, over een geschil belangende leengoederen tussen de Heer van Wijmes en de weduwe de Graaf van Hoorn, over dat de ambtlieden van Nederbetuwe, Tieler- en Bommelerwaard aangeven niet in staat te zijn om de schatpenningen van de keizer te innen, en tenslotte dat Rutger Valckenaar te Rhenen onwillig is om een geschil over een waard in de Rijn bij het Hof te laten beslissen en dit bij het gericht van Kesteren heeft neergelegd etc., de dato 04-07-1545.

    RAG archief 0124 boek 649 nummer 189: Concept-brief (beschadigd) van de raden te Arnhem aan regentes Maria van Hongarije, dat de dorpen in de Nederbetuwe onwillig zijn hun deel op te brengen in de keizerlijke bede en ambtman Claes Vijgh aangeeft dat dit niet zijn taak is, met advies om ruiters etc. te zenden en de ambtman te gelasten mee te werken op verlies van zijn ambt etc., de dato 15-10-1545.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 63*: Brief (beschadigd) van de stadhouder aan heemraden en ridderschap van Nederbetuwe over een geschil tusschen hen en de naburen van het Ambt, waartoe aan ambtman Claes Vijgh opdracht is gegeven dat op te lossen of anders iedereen te Arnhem te citeren, de dato 10-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 71: Brief van stadhouder Philips van Lalaing aan ambtman Claes Vijgh en andere ambtlieden om in maart in Arnhem te verschijnen om voor de gecommitteerden van de Hertog van Kleef verantwoording af te leggen over de toegezegde gelden en de inning daarvan etc., de dato 21-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 73: Antwoord van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder op de brief van 21 februari, dat hij wegens dijkdoorbraken en de nodige dijkschouwen niet op 14 maart kan komen en dus een uitstel verzoekt betreffende de Kleefse penningen, de dato 24-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 76: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh om op 3 maart naar Arnhem te komen voor de bespreking van gewichtige zaken, de dato 24-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 79: Antwoord van het Hof aan ambtman Claes Vijgh op diens brief van 24 februari (nummer 73), dat voor de verantwoording van de Kleefse penningen geen langer uitstel kan worden verleend dan tot 19 maart, de dato 25-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 86: Brief (beschadigd) van het Hof aan de ambtlieden Claes Vijgh en Henrick de Ruijter, dat de bijeenkomst van 3 maart (nummer 76) wordt verschoven naar 8 maart wegens ziekten van verschillende personen, de dato 28-02-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 179: Bevel van stadhouder Philips van Lalaing aan ambtman Claes Vijgh om op 26 mei te Arnhem te verschijnen om zaken te bespreken, de dato 15-05-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 181: Antwoord van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder op diens brief van 15 mei (nummer 179), dat hij door de gerichtsdagen te Kesteren en Zoelen niet kan verschijnen, maar wel daarvoor of daarna, de dato 16-05-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 199: Antwoord van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh op diens brief van 16 mei (nummer 181), dat hij nu op 1 juni in Arnhem moet verschijnen om bepaalde zaken te bespreken, de dato 20-05-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 232: Brief van de stadhouder Philips van Lalaing aan ambtman Claes Vijgh met bevel, dat uit Ravenswaaij en Rijswijk en verder uit elk dorp 8 tot 10 gemachtigden moeten worden afgevaardigd om op zondag 6 juni met volkomen last met de stadhouder in aanwezigheid van de ambtman te Tiel zaken te bespreken, de dato 02-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 234: Aanvulling op de vorige brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh, dat hij de dorpen moet mededelen dat het gesprek op 6 juni zal gaan over het opbrengen van de schattingen, de dato 02-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 803 nummer 246: Brief van de stadhouder geschreven te Tiel naast een mondeling bevel aan ambtman Claes Vijgh met last om uit de dorpen Ravenswaaij en Rijswijk 2 of 3 met name genoemde weerspannige personen gevangen te nemen en naar Arnhem te brengen, wegens weigering tot betaling van de Kleefse penningen, de dato 07-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 211: Brief (beschadigd) van de stadhouder cum suis aan regentes Maria van Hongarije over de problemen met de invordering van de Kleefse penningen en de schatting voor keizer Karel V, de schorsing van ambtman Claes Vijgh omdat hij weigert mensen gevangen te laten nemen en te vervoeren naar Arnhem, problemen met de tol van Taijslick en bezwaren van de Nederbetuwse dorpen aan de Rijnkant etc., met 2 bijlagen, de dato 13-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 219: Brief van regentes Maria van Hongarije aan de stadhouder in antwoord op diens brief over de Kleefse penningen, de tolgelden, tevens over de schorsing van ambtman Claes Vijgh wegens onwilligheid, de dato 21-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 220: Brief (beschadigd) van de stadhouder cum suis aan regentes Maria van Hongarije als vervolg op hun brief van 13 juni, met idee om ambtman Claes Vijgh te laten aanklagen en zodoende uit zijn ambt te verwijderen etc., tevens over de grote schaarste aan rogge, tarwe en andere granen, de dato 23-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 221: Brief (beschadigd) van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder, dat hij rechtens heeft gehandeld door geen inwoners van Ravenzwaaij en Rijswijk uit te leveren en verzoekt opheffing van zijn schorsing of anders ontheffing uit zijn ambt met betaling van zijn pandpenningen, de dato ca. 24-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 222: Brief (beschadigd) van de stadhouder cum suis aan regentes Maria van Hongarije om de zaak rond de schorsing van ambtman Claes Vijgh te helpen oplossen en te doen beëindigen om grote problemen te voorkomen, de dato 27-06-1546.

    RAG archief 0124 boek 650 nummer 228: Brief van landvoogdes Maria van Hongarije aan de Graaf van Hoogstrate en de kanselier en raden van Gelderland terzake het oplossen van de problemen met Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, de dato 07-07-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 323: Brief (beschadigd) van ambtman Claes Vijgh aan kanselier Joost Sasbout met verzoek om de wederspannigen van Ravenswaaij en Rijswijk voor stadhouder en raden te willen bescheiden en hun weerspannigheid in het manen van de Kleefse penningen te willen vergeven, de dato 20-07-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 348: Brief van de stadhouder aan ambtlieden Henrick de Ruijter en Claes Vijgh over het innen van de restanten van de bede die in 1544 aan keizer Karel V was toegezegd, maar nog niet (geheel) betaald, de dato 09-08-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 350: Antwoord van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder in antwoord op diens brief van 9 augustus (nummer 348), dat hij zal beginnen de resterende penningen in te gaan vorderen zodra de oogst nagenoeg klaar is, de dato 11-08-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 351: Brief van Derick van Welij, ambtman in Overbetuwe, aan kanselier Sasbout over de twist rond het land van Johan Roeloffsen tegen de gildemeesters te Heteren, over de noodzaak een dief te vangen die het klooster van Opheusden heeft beroofd, maar die buiten zijn ambtsgebied woont, en tenslotte over het opbrengen van de kosten van de reparatie aan de dijk te Bemmel etc., de dato 11-08-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 357: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh met last om Goessen Cornelissen van Kesteren, die ingebroken heeft in het klooster te Opheusden en daarbij nonnen verwond, gevangen te nemen en ten rechten te stellen, de dato 16-08-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 396: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh om op verzoek van Johan van Wijhe, pastoor te Hien, ervoor te zorgen dat deze niet boven billijkheid zal worden belast, de dato 07-09-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 414: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh, waarbij het in de brief van 16 augustus (nummer 357) gegeven bevel wordt herhaald om de dief, die in het klooster van Opheusden heeft ingebroken, te zien vangen etc., de dato 17-09-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 441: Brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh en het gericht van Kesteren met last om Elisabeth Spruijt recht te laten wedervaren, de dato 29-09-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 462: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh betreffende een verzoek van Johan van Welij voor diens zoon, die van de keizer remissie heeft gekregen van een doodslag maar nu door vrienden van het slachtoffer wordt gedrongen weg te blijven, met bevel aan de ambtman de partijen te verzoenen of anders op 17 oktober te Arnhem te laten verschijnen, de dato 05-10-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 473: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh en Udo van der Lauwijck, richter van Wageningen, met last om Goessen Cornelissen van Kesteren, die in het klooster te Opheusden heeft ingebroken, op te pakken, ongeacht waar hij mocht zijn, de dato 19-10-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 523: Brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh met verzoek en bevel om aan Elisabeth Spruijt, die 3 jaar gevangen heeft gezeten, het recht op klaring te verlenen op de over haar uitgesproken oordelen, de dato 29-11-1546.

    RAG archief 0124 boek 804 nummer 537: Brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh over een klacht van de Kartuizers buiten Utrecht, die van oordeel zijn dat zij ten aanzien van het veer te Rhenen geen schattingen behoeven te betalen, de dato 20-12-1546.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 540a/b: Brief van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder over het verzoek van Elisabeth Spruijt van 29-09-1546 (nummer 441) dat haar zaak op 11-10-1546 bij de gerichtsbank van Kesteren is behandeld, maar afgewezen volgens het bijgevoegde extract, waardoor de ambtman heeft voldaan aan de vereisten naar landrecht, de dato 02-01-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 547: Brief van ambtman Claes Vijgh aan de stadhouder in antwoord op die van 20-12-1546 (nummer 537), dat het veer te Rhenen altijd met de andere geërfden van de Marsch in alle schattingen heeft bijgedragen, zodat er voor de Kartuizers geen reden tot klagen bestaat, de dato 09-01-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 556: Brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh als antwoord op diens schrijven van 2 januari (nummer 540a/b), dat hij op aandringen van Elisabeth Spruijt van oordeel is dat het landrecht voor haar niet juist is toegepast en daarom beveelt de zaak opnieuw voor een klaring te aanvaarden, met dreiging voor maatregelen tegen de ambtman zelf als die niets onderneemt, de dato 15-01-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 572: Brief van de raadsheren etc. van het Hof aan ambtman Claes Vijgh en het gericht van Kesteren op verzoek van Elisabeth Spruijt om haar recht te laten wedervaren, de dato 29-01-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 574: Brief van de ridderschap van het Ambt Nederbetuwe aan de stadhouder en het Hof als antwoord op de voorgaande brieven aan ambtman Claes Vijgh, dat de verzoeken van Elisabeth Spruijt geen enkele grond hebben, daar een vonnis terstond ter klaring moet worden beroepen en niet pas na 22 jaar, terwijl zij altijd een zaak kan aanspannen tegen Johan Spruijt of de erfgenamen van Adriaen van Bueren naar landrecht, de dato 31-01-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 576: Brief (beschadigd) van het Hof aan de ridderschap van Nederbetuwe in antwoord op de brief van 31 januari (nummer 574), dat alhoewel men opmerkingen heeft over de vorm en niet ondertekening van de brief nogmaals herhaalt dat aan Elisabeth Spruijt een klaring behoort te worden gegund, de dato 04-02-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 578: Brief van het Hof aan Jacob Pieck, lid van de ridderschap van Nederbetuwe, dat daar hij verschreven is om de klaring tussen Elisabeth en Johan Spruijt op zondag 6 februari bij te wonen hij zal zorgen er te zijn en zien te regelen dat daar gebeurt wat de raadsheren etc. graag zouden willen zien, de dato 04-02-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 593: Brief van ambtman Claes Vijgh aan het Hof, dat hij Goessen Cornelissen van Kesteren, verdacht van inbraak in het klooster te Opheusden, heeft gevangen genomen en vraagt raad wat verder met hem te doen, de dato 19-02-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 597: Antwoord van het Hof aan ambtman Claes Vijgh op diens brief van 19 februari (nummer 593), dat hij ten aanzien van de gevangen Goessen Cornelissen van Kesteren er goed aan zal doen zoveel mogelijk bewijs te verzamelen en hem vervolgns rechtens aan te spreken etc., de dato 25-02-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 622a/b: Brief van amtbman Claes Vijgh aan de stadhouder en het Hof betreffende een aanklacht van de momber en rentmeester, waarbij hij hoopt van de onbillijke eis te worden ontheven, tevens zending van de bekentenis verkregen door het werk van de scherprichter aan Goessen Cornelissen van Kesteren over de inbraak in het klooster van Opheusden, de dato 14-03-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 623: Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh, dat hij niet heeft geantwoord op de brief van 20 december 1546 (nummer 537) betreffende het verzoek van de Kartuizers te Utrecht over het veer te Rhenen en de betaling van schatting, de dato 14-03-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 625: Antwoord van het Hof aan ambtman Claes Vijgh op diens brief van 14 maart (nummer 622), dat hij Goessen Cornelissen van Kesteren ten rechten moet stellen, tevens diens vrouw te ondervragen, ook dat nader onderzoek nodig zou kunnen zijn, de dato 15-03-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 626: Brief van ambtman Claes Vijgh aan het Hof in antwoord op de brief van 14 maart (nummer 623), dat het zijn schuld niet is dat het Hof zijn antwoord niet heeft ontvangen, daar de bode die kennelijk ten onrechte aan de Kartuizers had gebracht, met opnieuw toezending van zijn antwoord van 09-01-1547 (nummer 547), de dato 15-03-1547.

    RAG archief 0124 boek 805 nummer 644a/b: Brief van het Hof aan de ambtlieden Claes Vijgh, Henrick de Ruijter en Derick van Welij met last om hun restanten van de Kleefse penningen uit hun ambten te betalen aan de daartoe aangewezen personen, met memoriaal van de Hertog van Kleef, waarin meer steden en personen worden genoemd, de dato 27-03-1547.

    RAG archief 0124 boek 806 nummer 773: Brief van de stadhouder aan ambtlieden Claes Vijgh en Henrick de Ruijter, tevens aan Johan van Rossum bastaard om te Arnhem verantwoording te komen afleggen over de betaling van de Kleefse penningen en pondschattingen, met een memoriaal van de Hertog van Kleef voor een serie andere amtlieden en schouten, de dato 13-06-1547.

    RAG archief 0124 boek 806 nummer 800a/b: Brief van de stadhouder aan Kaerll van Rossum tot Zoelen, dat hij blijkens de bijgevoegde memorie van de Hertog van Kleef de in Zoelen geïnde Kleefse penningen onder zich heeft behouden in plaats van aan ambtman Claes Vijgh uit te reiken, met bevel dat alsnog te doen, de dato 05-07-1547.

    RAG archief 0124 boek 806 nummer 887: Brief van de stadhouder aan ambtman Claes Vijgh om met de bode de quota voor de keizerlijke bede met de zetcedulen van elk dorp mee te geven om aan commissaris Renoij te worden overgedragen, de dato 27-08-1547.

    RAG 0447 nummer 207: Kopie van een acte waarbij Karel V belooft dat de in geheel Gelderland beloofde en uitgezette schatting en contributie van 300.000 carolusgulden voor de heerlijkheid Zoelen en Caerl van Rossum geen verkorting van rechten zal inhouden en dat aan Zoelen voortaan geen andere schatting zal worden opgelegd dan krachtens het in 1543 voor Venlo gesloten tractaat met ridderschap en steden van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, ongedateerd, maar waarschijnlijk 2e helft 16e eeuw, origineel de dato 10-09-1547.

    RAG archief 0124 boek 806 nummer 909: Brief van het Hof aan de ambtlieden van het Nijmeegse Kwartier, waarbij hun wordt gelast 11 oktober met hun zetcedullen en rekeningen van de bede voor de keizer in Arnhem te verschijnen etc., tevens om zo mogelijk Reijner Joestensen gevangen te nemen, die zich de functie van priester en pastoor van Brakel had aangemeten etc., de dato 25-09-1547.

    RAG archief 0012 boek 1: Enkele aantekeningen uit het memoriaalboek van Johan Bell, secretaris van de rekenkamer te Arnhem, betreffende zaken rakende ambtman Claes Vijgh, rakende een verzoek om vergoeding en een zaak rond een doodslag te Rhenen, de annis ca. 1547-1555.

    RAG archief 0124 boek 807 nummer 1035: Brief van het hof aan Berndt Hackfort, ambtman in Overbetuwe, betreffende een repliek van de gemachtigden van de Heer van Pallandt en de geërfde ridderschap van Nederbetuwe, met last om daarop te dupliceren, de dato 16-04-1548.

    RAG archief 0447 nummer 26: Brief met bijlagen van ambtman Claes Vijgh, Heer van Zoelen over de Zoel, aan Kaerl van Rossem, Heer tot Zoelen, over de ruiming van onrecht pootgoed, het ringen van varkens, de zwanendrift en het visrecht in de Linge, en de helft van de keizerlijke belasting ad 43 keizergulden en een oort, de dato 18-04-1548, met de ruiming van pootgoed op 21-04-1548.
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 18,00

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

Dit zijn de eerste bladzijden van het boek:

RAG archief 0001 nummer 1701: Karel van Egmond minuten van uitgaande brieven 1529-1538, nummer 727: Bevelschrift van de Hertog van Gelre aan de ridderschap van Nederbetuwe en de stad Tiel om Claes Vijgh te beëdigen als ambtman, de dato 26-02-1538.

An den ritterschap in Nederbetouwen, Jasper van Wijhe, Lodewich van Braickell, Jasper van Culenborch, Jan van Weze, Jan van Bemmell, Derrick van Merten, Cristoffell van Weze, Jacop Pieck, Heer tot IJsendoren.

Lieve getrouwe.
Soe wij u onlancx doen schrijven hebben ghij Claes Vijghe aldair vur eijnen amptman ontfangen ind eijden soldt, werden wij nu bericht dat sulx noch nijet geschiet en zij uuijt oirsaicken dat Walraven van Ghent sich dairtegen gestalt hadde, vermeijnen sulx to behijnderen vermitz den XIXen artickell dess tractaitz tusschen mijn neven Hertogen to Cleve etc. ind ons onlanx gemaickt ind verdraegen as dat men nijemant uuijt possession sijns gebruijckx stellen solde dan mit recht is. So dan Joist van Zweten in denselven Ampt van wegen ind tot behoiff zelige Adriaens van Burens erffgenamen geseten ind bedient heefft ind wij Claes vurschreven as man ind mombair sijnre huijsfrouwen nu totten Ampte vurschreven gerechticht dairinne gestalt end geëijdt hebben, is noch nae as vur onse vlijtixe bevell dat ghij hem mit sampt andere onse ritterschap aldair, den wij dair oick nu doen schrijven, nu en manendach nestcomende ontfangen, eijden, kennen ind in possessii halden bis ther tijt dair mijt recht uuijt gesleten zij. Hijrvan en zijdt in geijnen gebrecke, want wij ons dairtoe verlaten.
Gegeven in onser stadt Arnhem den XXVIen dach februarii anno etc. XXXVIIIo.

In simili forma an den stadt Tiell mutatis mutandis .
----------

RAG archief 0447 nummer 25: Opdrachtsbrief waarbij Cracht van Camphuijsen en Elizabeth van Bueren echtelieden aan hun stiefvader ambtman Claes Vijgh overdragen hun gerechtigheid van het Ambt van Nederbetuwe en tevens bevestigen verkopingen van de bouwingen Laetensteijn te Echteld en den Haeghe te Zoelen met de Nulandse tiend te Avezaat, de dato 20-03-1538.

Opdrachtsbrieff van Cracht van Camphuijsen ende sijn huijsfrouw van de bouwinge Latesteijn tot Echtelt, van den Hage tot Soelen ende van den Nieuwlantschen thient tot Avesaet gelegen.

Wij Cracht van Camphuijsen ind joffer Elijzabeth van Bueren, echte huijsfrauwe Crachtz vurscreven, denselven Cracht mijnen echten man gekaeren tot mijnen momber, doin kondt ind bekennen voir ons ind onsen erven avermitz deesen apenen brieven, dat wij gekoemen zijn voir Adriaen van Rossem ind Dierck Neringhe als getuijchsluijden ind hebben mit onsen vrijen moitwille ind gueden voirberaede in eijnen rechten vasten in steeden erffcoepe vercoft, overgegeven ind opgedraegen Claes Vijghe ind zijnen erven eijn huijs, hoffstat ind bauwinge landtz geheijten Laetensteijn, haldende omtrent vijff ind ‘t soeventich mergen landtz, luttell mijn off meer, soe die vurscreven bauwinge mit allen oeren rechten ind toebehoeren van autz gelegen is in den kerspell van Echtelt.
Noch eijne huijs, hoffstat ind bauwinge geheijten den Haeghe, haldende vijff ind ‘t soeventich mergen lantz, luttell mijn off meer, soe die vurscreven hoffstat ind bauwinge mit allen oeren thijnssen, rechten ind toebehoeren van autz gelegen is in den kerspell van Soelen.
Noch eijn thiendtgen geheijten dat Nuulandtsche thiendtgen gelegen in den kerspell van Avezaet.
Ind allet vurscreven in den Ampte van Nederbetouwen.
Noch alle onse gerechticheijt des Amptz van Nederbetouwen, soe zelige Adriaen van Bueren deese vurgemelte erven, guederen, thijnssen ind Ampte beseten ind gebruijckt heeft. Voirt mit alle alsulcke gerechticheijt als ons echteluijden vurscreven van ons moeder Anna van Gelre, nuu echte huijsfrauwe Claes Vijghe, van den vurscreven guederen noch aenbesterven mach ind voirt mit alle alsulcke zeegelen, brieven, scriften ind bescheijt van den vurscreven erven, guederen, thijnssen ind Ampte weesende.
Als voir eijn zeecker benoemde somme geltz, die Claes Vijghe vurscreven ons tot onsen wille all waell vernuecht ind betaelt heeft, den lesten pennijnck mitten ijrsten, ind bedancken hon dairaff gueder betaelinge ind schelden hem ind zijnen erven dair vrij, loss, ledich ind quijt aff, ind voirt alle diegoene die dair quijtscheldens aff behoeven moegen nuu off tot enniger tijt hiernaemaels. Beheltelicken drieduijsent ind tweehondert Gelresche rijdergulden, die Claes Vijgh dairaff noch schuldich is ind betaelen sall nae vermoegen bezegelde maechgescheijtzbrieven dairaff weesende.
Ind wij Cracht ind joffer Elijzabeth echteluijden vurscreven hebben hiernae op deese vurgemelte guederen verhalmert ind vertegen mit handt, halme ind mondt, ind verthijen dairop mitz deesen brieve, alsoe dat wij ind onsen erven mit recht dairaff onterft, ontguet ind ontrechticht zijn ind blijven sullen then ewigen daegen toe then landtrecht ind t’ allen rechten ind geijn recht noch toeseggen dair voirt meer aen en hebben noch en behalden in geijnrewijs.
Ind dat Claes Vijghe vurscreven ind zijnen erven mit recht aen den vurscreven erven, guederen, zegelen ind brieven geërft, geguet ind gerechticht zijn ind blijven sullen, ind dat hem dat vast ind steede weesen ind blijven sall then ewigen daegen toe then lantrecht ind t’ allen rechten.
Voirt gelaeven wij Cracht van Camphuijsen ind joffer Elijzabeth echteluijden vurscreven als principaell zaeckwalden voir ons ind onsen erven Claes Vijghe vurscreven ind zijnen erven deese vurscreven guederen van onser weegen to vrijen ind to waeren jair in dach then ewigen dagen toe voir alle diegoene die des then rechten koemen ind staen willen, ind alle diegoene dairop doin verthijen, die dair mit recht schuldich op zijn to verthijen gelijck als erffcoeps recht ind gewoente is nae den landtrecht van Nederbetouwen.
Voirt gelaeven Cracht van Camphuijsen ind joffer Elijzabeth echteluijden vurscreven voir ons ind onsen erven den vurgemelten Claes Vijghe ind sijnen erven, soe ‘s deels van den vurgemelten guederen leenguederen zijn tot oeren gesinnen voir den leenheren, dair die aen ruerende offte offte haldende zijn, to erven ind vestigen als ‘t behoeren sall. Allet nae vermoegen der maechgescheijtzbrieve dairaff weesende.
Ind weer ‘t saecke dat in ennich der vurscreven punten gebreck viele offte geschieden, dair Godt voir zij, dair Claes Vijghe off zijnen erven ennigen hijnder offte schaeden om cregen die den offte leeden in ennigerwijs, sulx mach hij verhaelen aen ons echteluijden vurscreven onsen erven ind guederen, soe wair hij die bekoemen kan. Ind allet sonder argelist.
In orkonde der wairheijt ind des tot eijnen rechten getuijge soe hebben wij Cracht van Camphuijsen ind joffer Elijzabeth echteluijden vurscreven voir ons ind onsen erven elcks onsen seegell wittelicken aen aen deesen apenen brieve gehangen. Ind tot meerder vestenisse hebben wij echteluijden vurscreven gebeden Adriaen van Rossem ind Dierck Neringhe als getuijchsluijden deesen brieff mit ons ind aver ons to willen bezegelen, ‘t selve wij Adriaen van Rossem ind Dierck Neringhe ther beden als vurscreven gerne gedaen hebben ind elcks onsen seegell bij den oeren aen deesen apenen brieve gehangen. Gegeven in ‘t jaer ons lieffz Heren duijsent vijffhondert acht ind dartich opten twijntichsten dach martii.
Locus sigilli .
----------

RAG archief 0001 nummer 2123: Sententies gewezen op de Landdag te Nijmegen, 21-05-1538/12-07-1538: De Landdag verklaart dat de verkoop van het Ambt van Nederbetuwe door wijlen Willem van Gent aan wijlen Lambert van Bueren rechtmatig is en dus Walraven van Gent enkel nog betalingen van ambtman Claes Vijgh te vorderen heeft, de dato 07-06-1538.

Soe Walraven van Genth restitution des Amptz van Nederbetou avermitz des opgerichten verdraechs van der Lantschappe eijsschende is, durch kracht sinre brieve mennichvoldigen voergedragen ind ghetoent ind Claus Vijge als naevolger zeliger Lambertz van Bueren woe alsulcke restitution onnoedich sin sall ind niet behoeven, gemirct Wilhem van Genth des vurscreven Amptz niet spoliert dan mit sinen eigen will vercofft hiefft ind dairop penningen op diversen stonden luijt des vurscreven koeps ontfangen nae vermoigen Willems van Genth quitantie ind sinre vulmechtigen, hiefft die Lantschappe erkant ind verclaert ind avermitz diesen erkent ind clairt, dat Claus Vijge gehalden sall wesen dat verdrach ind koep vurscreven in allen sinen articulen to voltrecken ind Walraven vurscreven daraff to voldoen. Ind in die onverstanden noch to verclaeren sin, sullen sij beiden van stonden an scheitbare frunde kiesen ind hebben mit toedoen der Lantschappen as averman ind bij denselver t’ doin ind t’ laten. Ind der spoliation halven sal men niet wieder mentioen maicken, soe quade betalingen gheijnen erffkoep brecken kan. Sullen zij beiden hirom gelicker hande in den oncosten, die verclaert sullen werden der Lantschappen gehalden sin. Geschiet opten fridach nae Exaudi .
----------

RAG archief 0447 nummer 314: Overeenkomst tussen Karel van Rossem, Heer van Zoelen, en Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, ter bijlegging van geschillen over inkomsten en breuken van de hoge heerlijkheid Zoelen, zulks door bemiddeling van Joost van Zweten en Jan van Rossem bastaard, de dato 02-04-1540.

Dat verdrach van Kaerl van Rossum ende des amptmans van den hooghen broeken, 2 april.

Soe sich twijst ind schelonge onthalden hebben tussen Kairll van Rossem, Heren tot Zoelen, ter eenre ind Claes Vieghe amptman in Nederbetouwen ter ander sijde is verkalt ind bededingt durch Joist van Zweten ind Jan van Rossem bastert, dat die selff van allen oiren twist verleecken ind tot allen vrundschappen gescheiden sullen sijn in maiten hiernae beschreven. Ten ijrsten rurende die hoichheerlichheit des kerspels van Zoelen, soe d’ ampman Claes Vieghe ind sijn voirsaten dair gelijcksamich mitten gantssen Ampt van Nederbetouwe alder verschrijvonge ind beleenonge op heefft, is verdraegen dat Claes Vieghe ind sijn erffen durende sijnre beleenonge ind nijet langer alle hoichbroicken, opcomonge ind genot die van der hoichheit wegen in den kerspel van Zoelen vallen ind comen sullen tot Zoelen, tot Tiell off durch sijnen ampt uuuijtrichten ind vorderen sall ind die alijnge helfft dairaff uuuijtrichten ind betaelen laeten aen Kairll van Rossems ind sijnen erffen. Des en sall nijmant derhalffen ijmant daerin dedongen sij off oiren die sulx dan tocomende sal en sijn beide bij een off met oiren toedoen, sij sullen oick d’ een d’ ander to spijt die oir bloitsbewanten gekeenet hedden gheen geleijd geven off ophalden. Ind des sall Kairll van Rossem opgenoempt den vurgenoempten Claes Vieghe geloeffen schadeloiss to halden aen onssen gnedigen heren van allen broicken ind opcomonge vurschreven soe die gans ind geheel vallen sullen binnen den kerspel van Zoelen, also dat Claes Vieghe ind sijn erffen derhalffen aen onssen gnedigen heren vorder nijet gehalden sal sijn to verkenen ind onverkort sijn verschrijvonge. Ind dit allet durende die verschrijvonge ind beleenonge vurschreven, soe die older is, ind nijet langer. Voirt rurende den thijns die Claes Vieghe sich vermith uuuijt Beertkens huijss sall d’ ampman Claes Vieghe den selff uuuijt sijnen legerboick doen ind quijtschelden ind dairvoir innebehalden van den tocomende termijnen ind schult van den Pottem eens ses ind twintich gulden. Voirt visserie ind zwaendrijfften sullen blijven nae alden possess, segel ind brieff die Kairll van Rossem dairaff heefft. Ind hiervan sullen beide parthiën d’ een tot behoiff des anders malckander oir segel d’ een d’ ander segel ind brieff aff geven ind alle vurwarden onderhalden ter peenen van X rosenobell nae penenrecht. Ind deser cedulen is twee durch saickwalden ind kensluden vurschreven behantteijkent, alleens haldende des anderen daeges in den aprijll anno XLo. Ind off hier noch ennich twist off onverstant inne geviel, sullen sij altijt verblijven aen twee onparthijlicken vrund ten beiden zijden. Actum ut supra.
Claes Vijgh, Charles, Joest van Zweten, Jan van Rossem bastert .
----------

RAG archief 0001 nummer 5209: Verwinsbrief (beschadigd) door ambtman Claes Vijgh van goederen te Ochten van Oswald graaf van den Bergh, die namens de hertog werden getransporteerd aan Theus Marcelissen, welke executie voortkwam uit verschuldigde dijkboeten, de dato 12-02-1542.

Ick Claes Vijghe, amptman ind richter in Nederbetuwen, tuijghe apenbairlicken avermitz deesen apenen brieve, dat tot mij gekomen is Loeuis van der Horst als een aenleijder mij amptmans vurscheven van wegen ind in stat mijns genedigen lieven heren, heren Wilhem hertouch to Gelre etc., ind badt mij om enen peijnder om hem dairmede to peijnden t’ allen rechten. Den gaff ick hem Philips die Gijer, mijnen gesworen peijnder, die hem doe peijnden t’ allen rechten. IJerst aen alsulcken reeden guet ind noch aen alsulcken guet reede ind onreede als den eedelen waelgebaren Oeswalt greven then Berghe etc. liggende heeft in den kerspell van Ochten in den Ampte van Nederbetouwe, als voir twee ind ‘t soeventichstenhalven golden Franckrijckschen schilde als van dijckbroicken ind [voir den] schaiden die dair mit recht op gaett. Ind doe die geboeden ind verboeden van der vurschreven peijndongen all gedaen, gehalden ind omkoemen waeren als recht is, quam Adam Cornelissen als een aenleijder mij amptmans vurschreven in Loeuis van der Horst vurschreven plaetz geseth als recht is, aen mij richter vurschreven ind mit hem Philips die Gijer peijnder vurschreven, die hem doe tuijchden ind gichten op zijnen eedt voir mij richter vurschreven ind voir gerichtsluijden, dat hij hem van weegen mijns genedigen lieven heren vurschreven gepeijndt had t’ allen rechten. IJerst aen alsulcken reeden guet ind noch aen alsulcken guet reede ind onreede als den eedelen waelgeboren Oeswalt greve then Berghe etc., liggende heeft in den kerspell van Ochten in den Ampte van Nederbetouwen, als voir twee ind soeventichstenhalven golden Franckrijcksche schilde als van dijckbroicken ind voir den schaeden die daer mit recht op gaet, ind dat hij die vurschreven panden all uijtgebaeden ind opgebaeden had als recht is. Ind doe eijgenden ick richter vurschreven Adam aenleijder vurschreven alle deese vurschreven panden t’ allen rechten. Ind doe begerden Adam aenleijder vurschreven een vondenis woe dat hij mit zijnen geëijgenden panden voirtfaeren solde als recht is. Doe wart hem gewijst voir recht van mij richter vurschreven gevraecht, dat hij alle die vurschreven panden verdingen ind vercoepen solde om den schoensten ind meesten pennijnck die dair ijemant hem geven will ind tot welcken tijt dat hij zijnen coepman weet, dat hij dan den vurschreven bieden sall dair hij den mit recht schuldich is to bieden. Ind doe verdingden ind vercoft Adam aenleijder vurschreven alle die vurschreven panden Theus Marcelissen als voir twee ind soeventichstenhalven golden Franckrijcksche schilde ind voir den schaeden die dair mit recht op gaet. Ind doe boit die aenleijder vurschreven den vurschreven coepe, gelijck hem ‘t ordell ind vondenis geweesen had ind recht is, den vurgenoempten Greven van den Berghe op eenen sonnendach onder die houchmisse tot Ochten in der kercken off zijn eedelheijden den vurschreven coepe ijet hebben wolde ind zijn guet beschudden off ijemantz anders van zijnre eedelheijt weegen, des zijn eedelheijt doe zijn guet nijet en beschudden noch nijemantz anders van zijnre eedelheijtz weegen. Ind doe boit Adam aenleijder vurschreven mij richter vurschreven den vurschreven coepe tot behoeff mijns genedigen lieven heren vurschreven, des ick oick nijet hebben en wolde ind heet hem den vurschreven coepe zijnen coepman geven, die dat vur gedingt ind gecoft had.
Ind doe gaff Adam aenleijder vurschreven den coepe van allen den vurschreven panden Theus Marcelissen als voir twee ind ‘t soeventichstenhalven golden Franckrijcksche schilde ind voir den schaeden die dair mit recht op gaet. Ind doe begerden die aenleijder vurschreven een vondenis tot behoeff zijnre coepman Theus vurschreven wie hem des vurschreven coeps een wair weesen sall mit recht. Doe wart hem gewijst voir recht van mij richter vurschreven gevraecht die heer van den lande off een amptman ind richter in der tijt van ‘s heren weegen. Dairom geloeve ick Claes Vijghe amptman ind richter vurschreven Theus vurschreven des vurschreven een wair te weesen van weegen mijns genedigen lieven heren vurschreven hem dairinne to waeren ind to halden als een amptman ind richter van Nederbetouwen mit recht schuldich is te doin. Sonder all argelist. Doe dit geschieden waeren hier aver ind aen als gerichtzluijden Adriaen van Rossem ind Johan van den Steenhuijs Geritsen, In orkonde der wairheijt ind des tot enen rechten getuijge soe hebben wij richter ind gerichtzluijden vurschreven elcks onsen segell aen deesen apenen brieve gehangen. Gegeven in ‘t jair ons Heren duijsent vijffhondert twee ind veertich opten twelffsten dach februarii.
Locus sigilli .
----------

RAG archief 0124 boek 649 nummer 108a/b: Brief (beschadigd) van de keizer aan de stadhouder, kanselier en raden van Gelderland met opdracht om de Hertog van Kleef te helpen tot inning van zijn restantpenningen, waaruit hij zijn schulden in Gelre kan gaan betalen, met bijgevoegde brief aan de ambtlieden van Nederbetuwe etc. met bevel tot betaling, de dato 05-11-1544.

#Recepta XIIa novembris 1544#

Onsen lieven getrouwen die stadhouder, cancellier ende andere van onsen raide in Gelrelant.

Bij den keijser.

Lieve getrouwe.
Onse fruntlijcke zuster die Coninginne douagiere van Hongrijen, van Bohemen etc., regente ende gouvernante in onsen landen van herwertsover, heeft ons doen communiceren uwe briefven van den XXVIen der voirleden maent octobris, die ghij cancellier ende raiden haer gescreven hebt belangende de zwaricheijden bij u bevonden om onsen neve den Hertoge van Cleven tot betalinge te verhelpen der restante penningen, soe bij baenreheeren, ridderscap ende steden onssen Furstendoms van Gelre voirtijden geaccordeert ende hem bij ons toegelaten zijn, overmits dat eenige particuliere officieren ende ridderscap in etlijcke cleijne steden ende quartieren, namentlijck van Tijell, Tijelre- ende Bommelreweerden, Nederbetue ende Krijekenbeeck, onwillich geweest zijn ende noch zijn de uuijtsettinge der voirscreven penningen te doene, nijettegenstaende ghij stadhouder hen zulcx te meer stonden gescreven ende duer onse ordinancie ende bevel ontboden heeft.
Ende want zulcke ongehoirsaemheijt nijet en behoirt gedissimuleert te wordene, gemerct de vier hooffsteden ende quartieren (uuijtgenomen die voirgenoemde ende eenige andere in cleijnen getale) willich zijn ende selfs vervolgen de uuijtsettinge ende betalinge van de voirscreven restante penningen, om dies wille dat onse voirnoemde neve van Cleven die penningen in den lande schuldich es den burgeren in de steden als weerden ende weerdinnen, den ruijteren ende jonckeren gedient hebbende, ende andere ingesetene die hen mit leeninge bijgestaen hebben om hieraff voldaen ende gerembourseert te wordene. Soe ordineren, lasten ende bevelen wij u ernstelijck dat ghij zonder langer vertreck seven oft achte van de principale van de ridderscap van de voirscreven onwillige quartieren ende insgelijcx seven ofte achte van de rijcxste geërffde huijsluijden aldair ende soe veel van de rijcxste pachters van de ingesetene onser stadt Tijell ontbiet ende doet commen bijnnen onser stadt Arnhem ende hen aldair doet geloven ende verbinden uuijt derselver stadt sonder consent van u stadhouder nijet te scheijden oft te trecken. Doende voirts dagelijcx meer ende meer gelijcke persoonen aldair commen ende houden ter tijt toe de gantze ende geheele uuijtsettinge der voirscreven penningen gedaen worde. Behoudelijck dat deselve penningen besteet ende geëmploijeert zullen worden tot betalinge van ‘t gene onse voirscreven neve van Cleven onse ondersaten van Gelre schuldich ende ten achterbleven es, ende nergens el . Ende te desen eijnde en zuldij de uuijtgesette pen[ningen] nijet voirdere laeten innen, opbueren ende ontfangen dan voir zo[e] veel als desselffs onssen neven van Cleven schulden bedragen. Do[ende] goede toesicht nemen hoeveel men ontfangen ende daermede bet[aelt] sal wesen. Ende soe verre procederende ter executie voirscreven bevonden worde dat sommige duer armoedt die geheele somme van [hoere] porcie promptelijcken nijet en konden opbringen, soe suldij mit deng[eenen] die de penningen toecommen doen handelen ende tracteren ende hen [ordoneren] hen mit gracelijcke ende redelijcke termijnen van betalingen te laeten genougen, mits ontfangende ‘t gene wes de insolvente quartieren [zullen] mogen gevuechlijcken opbringen. Waerinne ghij denselven alle gunste ende bijstant na uwen vermogen doen ende bewijsen zult. Ende opdat d’ opbringen der voirscreven penningen noch beter zijnen voirtganck hebben mach, soe hebben wij doen expediëren briefven aen [allen] amptluijden ende ridderscap, die wij u hiermede overseijnden [om] hen deselve te doen bestellen. Lieve getrouwe, God zij [mit u].
Gescreven te Bruessel den Ven dach van novembris [1544].
Charles.
Verreijken.

×
SERVICE
Contact
 
Vragen