€ 14,95

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Ambt Nederbetuwe Dirck Vijgh c.s. Documentatie deel 3

Militaire Zaken en Recht 1565-1582

Dr. P.D. Spies • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Dit vijf en dertigste deel van de Serie Gerichtelijke Transcripties Nederbetuwe maakt onderdeel uit van een vijftal boeken met transcripties (nummers 33-37 van deze serie), welke zijn vervaardigd bij het vooronderzoek voor het schrijven van het boek Dirck Vijgh (1531-1615). Schetsen uit het leven van de ambtman van Nederbetuwe. Hierbij is geen sprake van volledigheid, daar er veel meer stukken zijn, rakende het leven en werken van Dirck Vijgh, die in deze delen niet zijn opgenomen. Dit 35e deel bevat met name stukken over de militaire aangelegenheden in de beginjaren van de Opstand en de zogenaamde Tachtigjarige Oorlog in de jaren 1565-1582. De vervolgjaren staan in het volgende deel. Dit deel bevat zaken die de familie Vijgh, namelijk Dirck en zijn vader Claes en broer Adriaan aangingen, maar ook zijn er stukken opgenomen over de militaire zaken in de omringende ambtsgebieden. Tevens komen er zaken voor als rechtspraak en het opbrengen van belastingen. Het merendeel van de stukken komt uit de jaren 1580-1582. Een periode waarin tal van rondtrekkende Spaanse en Staatse troepen een zware wissel trokken op de bevolking. Er was feitelijk sprake van voortdurende berovingen of het door de bevolking moeten opbrengen van geld en goederen om die troepen te onderhouden. Ambtlieden als Dirck Vijgh konden dat niet voorkomen. Het was een chaotische periode, waarin nauwelijks sprake was van enige algemene militaire leiding en allerlei bevelhebbers gewoon hun eigen gang gingen. De bevolking had zodoende meer last van die troepen dan dat er iets goeds voor hen uit voortkwam. Dit deel is voorzien van een naamregister en verduidelijkende voetnoten.

    Dr. Peter Dirk Spies (Amersfoort, 1955) promoveerde in 2017 aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn op de studie: De classis van Tiel 1579-1816. De gereformeerde kerk in de Nederbetuwe in het spanningsveld van politieke machten en maatschappelijke veranderingen. Hij is onder andere werkzaam geweest als hoofd van een afdeling archief, bibliotheek en documentatie, als theoloog binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en als jurist in bestuursrechtelijke zaken. Daartoe volgde hij enkele archiefopleidingen en bekwaamde zich in bestuursrecht en paleografie. Zijn onderzoeksgebied en specialisatie betreft bijzonder de kerkelijke, rechtelijke en politieke ontwikkelingen binnen het voormalig Hertogdom Gelre.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 170mm x 240mm
    Aantal pagina's : 326
    Uitgeverij : Dr. P.D. Spies (druk Pumbo)
    ISBN : 9789464063837
    Datum publicatie : 11-2020
  • Inhoudsopgave
    Eerste gedeelte inhoudsopgave

    Brief van het Hof aan de regentes Margareta van Parma over de eigenzinnige ontwikkelingen bij de Landschap en haar gedeputeerden, die zich zaken aanmatigen die tot de judicature van de Spaanse koning behoren etc., idem op de Veluwe, en dat zij bezig zijn de landrechten te reformeren, tevens aanklacht tegen ambtman Claes Vijgh, daar hij weigert op te treden tegen de ketters, waardoor niet alleen de koning maar ook de katholieke kerk en geloof worden geschaad, met verzoek om actie in alles, de dato 20-12-1565.

    Brief van het Hof aan de hertog van Alva met verzoek om de huislieden uit de Betuwe, die in dienst van de Spaanse koning met hun wagens zijn, te willen ontslaan en huiswaarts doen keren, de dato 11-07-1568.

    Brief van de stadhouder aan de ambtman van Nederbetuwe, dat hij naar aanleiding van het verzoek van de magistraat van Tiel aan de dorpen in ambt zal gelasten, zolang er Spaanse soldaten binnen Tiel zijn, wekelijks 40 schapen tegen betaling te Tiel te leveren etc., de dato 02-04-1569.

    Brief van de stadhouder aan het Hof, begeleidende een brief van de magistraat van Tiel met de vraag om advies betreffende de wederpenning daarin vermeld, de dato 12-04-1569.

    Brief van de magistraat van Tiel aan de stadhouder, dat de dorpen van Nederbetuwe nalatig zijn in het leveren van schapen voor het onderhoud van het Spaanse garnizoen met verzoek dat aan de ambtman Claes Vijgh wordt bevolen de dorpen te dwingen aan hun verplichting te voldoen of die op zijn wederpenning te verschieten, de dato ca. 10-04-1569.

    Brief van het Hof aan de stadhouder in antwoord op die van 12 april, dat het Hof sterk is tegen de wederpenning, omdat dat een kwaad vervolg zou kunnen hebben, maar adviseert nogmaals de ambtman Vijgh te bevelen die van Nederbetuwe te bewegen hun verplichtingen na te komen en bij verzuim het op hem of anderen te verhalen, de dato 13-04-1569.

    Brief van het Hof aan de ambtman van Nederbetuwe en magistraat van Tiel, met een verzoek van de burgemeesters van Lienden, Kesteren, Ingen, Eck, Maurik, Rijswijk en Ravenswaaij, houdende klachten naar aanleiding van de hun bevolen leverantie van schapen voor het garnizoen van Tiel, waartoe de ambtman wordt gelast het getal te leveren schapen op de helft te brengen en dat de magistraat voor de andere helft moet zorgen en waken, dat de huislieden niet door de slagers worden benadeeld, de dato 22-05-1569.

    Brief van het Hof aan de ambtman van Nederbetuwe, Claes Vijgh, dat hij naar aanleiding van een verzoek van de magistraat van Tiel moet zorgen dat Kesteren, Hien en Doodeweerd, Ochten en Echteld de achterstallige schapen leveren en wel tot 22 mei volledig en daarna de helft, de dato 07-06-1569.

    Brief (beschadigd) van Willem van Oranje vanuit de Dillenburg geschreven aan de magistraat etc. van Tiel met bericht dat de ingezetenen in de Nederlanden tegen de Spaanse tirannie in opstand zijn gekomen en opwekking dit voorbeeld te volgen, de dato 20-05-1572. Identieke brieven zijn ook gezonden naar de magistraten van Kampen, Zwolle en Harderwijk.

    Brief van de stadhouder aan Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe en schout te Tiel, en aan Johan van Asperen en van Vuren, ambtman van Zaltbommel, Tieler- en Bommelerwaard, waarin hun wordt gewezen op hun plichten om de raadsheer Joost van Cranevelt bij te staan om de steden Tiel en te Bommel te bewegen een vendel knechten in te nemen, de dato 23-06-1572.

    Brief van de stadhouder aan de magistraten van Tiel en Zaltbommel, waarin hun wordt gewezen op de noodzaak om de steden te gaan verdedigen tegen de rebellen, die al meerdere steden hebben ingenomen omdat die niet goed verdedigd waren, tevens dat de raadsheer Joost van Cranevelt wordt gezonden om een en ander te bespreken en mogelijk wantrouwen weg te nemen om zodoende een vendel soldaten in de stad te legeren, op kosten van de burgers etc. de dato 23-06-1572.

    Brief van de stadhouder aan hopman Johan van Warmeloe met bevel om alle veerschepen vanaf de Bijlandt tot Nijmegen op de wal liggende naar Nijmegen te brengen, om het overvaren van de rebellen naar de Betuwe te beletten, de dato 27-07-1572.

    Brief van het Hof aan de officieren etc. van Culemborg, Wageningen, Nederbetuwe, Wijk en Rhenen met bevel van Alva om alle mogelijke schepen naar Arnhem te doen brengen voor vervoer van proviand etc. voor het leger, op straf van ongenade, de dato 30-10-1572.

    Brief van Claes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, aan het Hof in antwoord op die van 30 oktober, dat de schippers bereid zijn aan het bevel van Alva te gehoorzamen, maar dat nog niet kunnen daar de wind noord-oost is en dus wachten op betere gelegenheid, de dato 02-11-1572.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan de magistraat van Tiel met hernieuwde opwekking de zijde van de opstand te kiezen, de dato 19-11-1572.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh, broer van Dirck Vijgh, waarbij hij commissie verkrijgt om met een oorlogschip de stroom vóór Gorinchem vrij te houden van vijandelijke aanvallen, bijzonder van de Hertog van Alva, de dato 28-11-1572.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh met commissie om met drie oorlogschepen onder de admiraal van Holland, Willem van Treslong, te dienen, de dato 25-01-1573.

    Brief van Willem van Oranje met commissie en volmacht op een niet met name genoemde persoon om de steden Tiel en Wijk bij Duurstede in te nemen, de anno 1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan de gouverneur van Buren om de Vrouwe van Echteld van overlast van de troepen te vrijwaren en dus sauvegarde te verlenen, de dato 21-03-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Christina van Wijhe, Vrouwe van Echteld, c.s. waarbij hen sauvegarde wordt verleend, de dato 21-03-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh met commissie om te Wezel ruiterij en voetvolk te werven, de dato 10-04-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh met volmacht om met de ingezetenen van de Over- en Nederbetuwe, het Rijk van Nijmegen en anderen te onderhandelen voor welk bedrag zij zich onder de bescherming van de prins zouden willen stellen en sauvegarde verkrijgen, de dato 10-04-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh met commissie om een regiment van vijf vendels soldaten op te richten en daarbij zijn aanstelling als overste of kolonel, de dato 12-04-1573.

    Brief van de gouverneur en magistraat van Buren aan Willem van Oranje met toezending van een kopie van een brief van stadhouder Gilles de Berlaymont aan de ridderschappen van de Nederbetuwe etc. aangaande een te maken verdrag (wedersaet), de dato 16-04-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft (zws. aan Dirck Vijgh) met opdracht om aan jonker Jan Hackfort de pachtsommen van twee hofsteden te Kesteren te restitueren die hem ten onrechte waren afgenomen, de dato 07-05-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan de gouverneur van Gorinchem met verzoek op te treden tegen muitende soldaten uit het regiment van Adriaan Vijgh, de dato 03-06-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Daem Willemssen van Groenendijck waarbij hij wordt belast met het rentmeesterschap van de goederen van Nassau te Buren, Nederbetuwe en de tienden van Doesburg en Doetinchem na afstand door Jan Ploenis, de dato 07-06-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Dordrecht aan Cornelis Aertssen met commissie van het rentmeesterschap over de goederen van graaf Floris van Culemborg te Culemborg, in de Nederbetuwe en op de Veluwe, de dato 01-08-1573.

    Beschikking van Willem van Oranje om een drietal door de Spanjaarden gevangen genomen burgers van Zaltbommel, soldaten onder Adriaan Vijgh, te ruilen tegen gevangenen uit Leiden, de dato 08-08-1573.

    Brief van Willem van Oranje geschreven uit Delft aan Adriaan Vijgh met bevel om geen tegenwerking te bieden aan de opdracht tot versterking van de steden Buren en Leerdam, de dato 12-10-1573.

    Brief van Claes Vijgh als schout van Tiel aan het Hof met de vraag wat hij aan moet met de gevangen burgers, daar er niet alleen veel kosten gemaakt worden, maar de naasten van hen verzoeken om recht te laten wedervaren, de dato 06-12-1573.

    Brief van Andries van Anderlecht gouverneur van Tiel aan het Hof met verzoek om het zenden van een commissaris en een beul voor het proces tegen de 3 gevangen verraders, ook om militaire versterking etc., de dato 06-12-1573.

    Brief van de stadhouder en het Hof aan Andries van Anderlecht in antwoord op diens schrijven van 6 december, met toezegging dat een commissaris en scherprechter zal worden gezonden, de dato 07-12-1573.

    Brief van het Hof aan Andries van Anderlecht dat in tegenstelling tot eerdere berichten Albertin Bosewael niet wordt gezonden om tegen de gevangenen te Tiel gehoord te worden, maar alleen de commissaris en substituut-momboir Aggeus van Sauleen, de dato 10-12-1573.

    Brief van het Hof aan Andries van Anderlecht gouverneur en Claes Vijgh schout van de stad Tiel, met onder meer bericht dat Aggeus van Sauleen naar Tiel zal komen om de zaken van de gevangenen en hun borgen te onderzoeken, de dato 11-12-1573.

    Brief van het Hof aan Andries van Anderlecht gouverneur op diens bezwaren tegen het in hechtenis nemen van de borgen van de gevangenen, dat hij alles met Aggeus Sauleen moet bespreken, maar ook verder procederen, de dato 16-12-1573.

    Brief van het Hof aan Aggeus Saulleen om de bezwaren van Andries van Anderlecht te Tiel te gaan bespreken en volgens zijn commissie te handelen, de dato 16-12-1573.

    Brief van de Stadhouder aan het Hof over een besloten brief van (kennelijk) de Hertog van Alva uit Brussel aan de steden en ridderschappen, waartoe geadviseerd word die tegen 2 januari 1574 te beschrijven, tevens betreffende een lening voor het onderhoud van 100 soldaten die door de Betuwe moet worden opgebracht, de dato 16-12-1573.

    Brief van Willem van Oranje uit Vlissingen aan Adriaen Roeloffs met commissie om op te treden als rentmeester en ontvanger van de geconfisceerde geestelijke goederen in de Over- en Nederbetuwe, Culemborg, Hagestein en Tiel, om daaruit de krijgskosten te voldoen, de dato 25-02-1574.

    Brief van Andries van Anderlecht, gouverneur van Tiel, aan Stadhouder en Hof met dringend verzoek om buskruit, daar men heeft vernomen dat de vijand Middelburg heeft ingenomen en nu op weg is naar Tiel en Nijmegen, tevens om gelden uit de dorpen voor de fortificatie van de stad, tevens verzoek om ambtman Claes Vijgh te verbieden een zand tegenover de stad te bepoten, de dato 25-02-1574.

    Brief van Stadhouder en Hof aan Andries van Anderlecht in antwoord op diens brief van 25 februari, dat hij wordt geauthoriseerd om van de dorpen 10 of 20 daalders te vorderen voor de fortificatie van Tiel, voorts dat hij ambtman Claes Vijgh moet aanzeggen te stoppen met het bepoten van het zand en het proces moet afwachten, de dato 05-03-1574.

    Brief (beschadigd) van de gouverneur van Tiel, Andries van Anderlecht aan het Hof, waarin hij andermaal aandringt op betaling van zijn salaris, daar hij al 16 maanden niet is betaald en zodoende zijn post niet langer kan waarnemen, met wat informatie over de rebellen vanuit Buren, de dato 05-03-1574.

    Brief van de ambtman Claes Vijgh aan het Hof met klachten over de gouverneur van Tiel, Andries van Anderlecht, dat hij het koren laat verkopen en vervoeren buiten de stad en het Ambt tot schade van burgers en het leger, en dit tegen de plakkaten van de koning, met verzoek om maatregelen, de dato 27-06-1574.

    Brief van de magistraat van Tiel aan het Hof over de onwettige uitvoer van koren uit de stad met verzoek om maatregelen, met name om de ambtman Claes Vijgh als schout van Tiel daartoe opdracht te geven, de dato 28-06-1574.

    Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh en de magistraat van Tiel in antwoord op hun brieven over het uitvoeren van het koren, met opdracht conform de plakkaten maatregelen te nemen, en dat dit ook aan de gouverneur Anderlecht zal worden vertoond, de dato 28-06-1574.

    Brief van de Stadhouder aan het Hof in antwoord op 3 niet aanwezige brieven, over soldaten te Wesel in dienst van de Prins van Oranje, die voornemens zijn naar Zaltbommel of Buren te vertrekken, met maatregelen dat te beletten, verder over de betaling van Arndt Steenler voor het leveren van cement etc., de dato 21-08-1574.

    Brief van het Hof aan de Stadhouder in antwoord op die van 21 augustus, dat het niet zal lukken de soldaten van de Prins van Oranje te beletten uit Wesel naar Buren te gaan, daar die in kleine groepen door de Betuwe zullen trekken, verder over de betaling van cement en de verdeling van de vendels met ruiters over de graafschappen, de dato 24-08-1574.

    Brief van Willem van Oranje uit Vlissingen aan Cornelis Aerts om de overleden Adriaen Roeloffs op te volgen als ontvanger van de penningen van de sauvegarden en van de geconfisceerde geestelijke goederen in de Over- en Nederbetuwe etc., de dato 14-10-1574.

    Brief van het Hof aan ambtman Claes Vijgh om maatregelen te nemen om opstandige Spanjaarden en Hoogduitse knechten, die Holland verlaten hebben, te beletten zonder toestemming te passeren, tot bescherming van de onderdanen, de dato 10-12-1574.

    Brief van het Hof aan de Stadhouder in antwoord op verschillende brieven over militaire zaken, ontwikkelingen en versterkingen, over muitende Spaanse soldaten, tevens dat bericht is gekomen dat de gedeputeerden van het Kwartier van Nijmegen komende van de Landdag op weg naar huis zouden overvallen zijn door de geuzen, en zou ambtman Claes Vijgh gevangen zijn genomen en ambtman Johan Mom doodgeschoten, de dato ca. 19-12-1574.
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 14,95

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

Huisarchief Bergh nummer 392: Brief (beschadigd) van Willem van Oranje vanuit de Dillenburg geschreven aan de magistraat etc. van Tiel met bericht dat de ingezetenen in de Nederlanden tegen de Spaanse tirannie in opstand zijn gekomen en opwekking dit voorbeeld te volgen, de dato 20-05-1572.

[Die Prince van Oraniën, Grave van Nassau etc., Here ende baron] van Breda, van Diest etc.

Ersame, wijse, live, bijzondere.
Alsoe wij van over menigen tijt herwaerts gearbeith hebben ende allen mogelicken middellen daerop aengelecht dat wij mochten die grote, zware ende onrechtveerdige tirannie ende moetwillicheit, dairmede nu ter tijt het lant jamerlick is verdruckt ende onder ettelicke Spaignaerden oneerlicke dienstbaerheit gebracht, afwenden und die gantze Nederlanden wederom in haere oude vriheit, privilegiën, rechten ende hergebrachte loeffelicke usantiën ende gerechticheiden, die haer nu ofte gantsschelijcken ontnomen, off immers zeer onderdruckt ende vermindert zijn, mitzgaders oeck in haer oude fleur ende voirspodicheit wederom opbrenghen. Doch is insonderheit, dewiele God heell onlancx de hertten der ingesetenen des lantz alzoe beroert ende verweckt heeft, dat haerder vele sich vrimodelick verclaert hebbende, namentlick alzulcke onweerdigher ende onlidelicke tijrannie viant te wezen ende dieselve niet langer te willen dulden ons om hulpe ende ontset hebben aengerope, biddende und versoeckende ons zeer oetmodelick dat wij se in desen haren groten noot ende perijckell, dair die ewige welvaert des gantzen landts ongetwivelt aen gelegen is, niet en soude verlaeten. Soe hebben wij achtervolgende daerin de schuldige plicht onser beropinge ende onses eedtz, dairmede wij Godt, den coninck ende den gantzen landen verbonden ende verplicht zijn, ons met een christelick ende vorsterlick medelijden laten bewegen om sulcx ten harten te nemen. Ende derhalven sommige onser oversten, hopluiden und anderen dairtoe van onsentwegen gevolmachtight in ennige bij u nagesetene steden geschickt, denwelcken Godt den Heren geluck ende voirspoet gegeven heeft, dat zij in denselven zijn ontfangen geworden ende houden se in des coenincx ende onsen name tot der tijt dat wij hier en tuschen ons met enen goden hoop ruitern und knechten mogen bereiden om hen und allen anderen goden ende getrouwen borgeren und ingesetenen des landts merdere hulp ende ontset, ende den thijrannischen viant meerder affbroeck und wederstant te doene.
Soe is onse ernstelicke ende hartzgrontelicke begeren aen ulieden, gij willet derzelven uwen naburen loeffelicke exempell naevolgen ende ende onse hopluiden ende knechten, die wij tot dien eijnde ulieden toeschicken, oeck met alle gewillige vrientlickheit in uwe stat aennemen. Op alsulcke conditiën ende vorwerden als wij hen hebben doen voirhouden. Nementlick dat zij deselve uwe stadt onder den conincx ende uwer gehoirsaemheit zullen in gode vrede ende rechte borcherlicke politie ende ordeninge [houden, uwe rechten ende] privilegiën helpen [voerstaen ende] vermeerderen ende alle boose, [qwaetwillige] tijranische vianden des [vaderlantz], mitzgaders horen moetwill, wreetheit und dertelheit helpen werden ende uutroden.
Ons tot uluiden ende tot uwe gode vromicheit vastelick verziende dat gij desselfs in eghene weijgeringe u en sult laten gevinden, opdat gijluiden allene niet en wordett gehouden als die den vaderlande hare schuldige plicht ende trouwicheit in den noot sout hebben geweijgert, wairdoir gijluiden hiernamaels niet alleen van uwen nagesetenen in den Nederlanden meer oeck van alle vreemde natiën soldet beschuldiget woirden als oirzaecke wezende dat uwe medebroederen ende nabueren doer een ongehoirde ende onmenschelicke wreetheit der Spaensche tijrannen jamerlicken vermoerdert ende vernielt, ende 't gantze landt verwoest ende verdorven zoude wezen. D'wiele zulcx geschapen is dairuut te volgen bij dien dat uuijt oerzaecken uwer weigeringe de Spaengiaertz quamen de overhandt te krigen, hetwelck uwe kijnderen ende kijntzkijnderen, ja allen uwen nakomelingen in enicheit Godt in den hemell zouden moeten beclagen dat doer dese uwe slappicheit ende weeckmodicheit zij in ene schandelicke ende jamerlicke slavernije ende dienstbaerheit gevallen waren etc.
Hetwelck wij nummermeer en verhopen, alsdat gij soudt enen alsulcke schandelicke over ulieden laten gaen, maer voell eer vertrouwen wij dat gij uwe vrijheit, die u van uwen voirvaderen met groten loff ende roem is naegelaten geweest ende die gijlieden hier voer tiden zoe lange hebdt verwairtt ende voergestaen, sult betrachten und uselven indechtich inhouden van dat gij genoech gesien und gemerckt hebdt dat men u alle uwe privilegiën ende vriheiden moetwillichlick heeft gesocht te ontnemen ende u tot slaven der Spaenger tijrannie te maken, hetwelck ontwivelick nu all te wege zoude gebracht zijn geweest soe zij aen andere plaetzen de overhandt nae hoere begeerte hadden mogen krigen.
Derhalven uluiden gode voersichticheit ontwivelick toestaet uselven niet laten te duncken dat sulcke hare voirnemen opgehouden zijn, d'wiele het alleen enen tijt lanck is uutgesteldt ende opgeschort tot beter gelegenheit, welcke nu ontwivelick sich lichtelick begeven zoude indien ghijluiden uwe eighene zalicheit niet en willet ten harten nemen om desen onsen oversten, hopluiden [ende knechten die wij te dien einde uluiden toeschicken] gewillichlick aen te nemen [ende ons in onse goet ende heilich voernemen, alsoe wij] op u vertrouwen helpen stercken [tot] uwe eighene welfaert ende tot [verlossinge ende] behoudinge des gantzen vaderlantz. Gemarckt insonderheit dat den viant in soe voele verscheiden plaetzen aengegrepen wordt ende derhalven soe voele sall te doen krigen dat sulcx zonder ennich pericull ofte nootzake van uluiden kunnen gescheen.
Derhalven wij ulieden andermaell zeer ernstelick ende hertzgrontelick nidden hetzelve toe willen doen. Hiermede uluiden den Almechtigen Godt bevelende, Die u goden raet ende wisheit will geven, opdat gij ene zoo schone gelegenheit nu nijet ende versuijmpt ende hiernaemaels tevergeefs beclaecht.
Geschreven tot Dillenborch op den XXen dach maij 1572.
Onder stondt: U gode vrunt, Guillem de Nassauw.
Dat opschrift: Den ersamen, discreten, onsen liven bisonderen borgermeesteren, schepenen, raet, edelluiden, dekens, schutteren ende gemeijnte der stat van Thiell. ×
SERVICE
Contact
 
Vragen