€ 14,95

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

De Windbuil

Theo van Aken • Boek • paperback

  • Samenvatting

     

    De Windbuil.

    'Over de magie in het dagelijks leven'

    Elke keuze is uiteindelijk onhoudbaar, zoals rechtdoor fietsen. Vroeg of laat moet je door de bocht.

    Winston Bekkering keert zich vertwijfeld af van zijn bestaan. Bij een naderende storm klimt hij op het dak, met een grote zak om zijn schouders om de wind op te vangen. Zo laat hij de storm beslissen hoe het verder met hem gaat. Als hij na een harde landing bij weer kennis komt, wordt hem duidelijk dat de wereld niet meer hetzelfde is. Hij komt in wonderlijke situaties terecht en ontdekt zijn rol in een tijd die onherroepelijk verandert. Bij zijn nieuwe ontmoetingen geeft hij het onverwachte een kans.

    Naast boeiende personages spelen natuur, magie en de dagelijkse realiteit een belangrijke rol. De Windbuil wisselt de grote vragen van het leven af met praktische onderwerpen - humoristisch en ontroerend.

    Theo van Aken is communicatieprofessional.

    De Windbuil is zijn debuutroman.

  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 135mm x 210mm
    Aantal pagina's : 256
    Uitgeverij : Uitgeverij Nectar
    ISBN : 9789081847902
    Datum publicatie : 11-2011
  • Inhoudsopgave
    niet beschikbaar
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 14,95

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

 

1

 

Winston wilde een omwenteling in zijn leven. Die kwam in de vorm

van een storm die over het land raasde. De weerkundigen waren

erdoor overvallen en hun waarschuwingen konden de snelheid van

de storm nauwelijks voor blijven. De aanval ging gepaard met gevaarlijke

stoten en naderde de woonplaats van Winston. Dringend advies:

binnen blijven! Ramen en deuren sluiten. Winston dacht daar anders

over. Dit was zijn kans om de natuur te laten beslissen hoe het verder

met hem moest.

Hij haastte zich naar zijn schuurtje en pakte een grote zak waarin

het zand was afgeleverd voor het terras dat hij wilde aanleggen. Op

dat terras waren romantische diners gepland, omringd met bloeiende

planten en zoemende bijen. Het terras was er gekomen, de rest niet.

Winston pakte de zak zo goed mogelijk samen en drukte die stevig

tegen zijn lijf. Hij rende de trappen van zijn woning op, opende een

luik en stapte op het platte dak. Daar ontvouwde hij de zak, stak

zijn armen door de hengsels en drukte de banden op zijn schouders.

Laat de storm maar komen! Terwijl kinderen en huisdieren

naar binnen werden geroepen en zoveel mogelijk spullen in veiligheid

gebracht, stond Winston klaar om het luchtruim te nemen. Dat

duurde langer dan hem lief was. Hij dacht aan de openstaande deur

van het schuurtje en het brandende lampje van het koffiezetapparaat.

Wilde hij dit allemaal nog in orde brengen, dan zou hij de storm met

harde windstoten missen. Of het dak niet meer op kunnen omdat de

wind elke beweging van het luik onmogelijk zou maken. Dus bleef

hij staan, startklaar.

Juist toen hij begon te twijfelen aan het nut van zijn actie en het

belachelijke ervan ging inzien, juist toen verraste hem een reusachtige

windstoot. Die joeg met een klap in de zak en benam hem de adem.

Winston werd de lucht ingetrokken. Hij zag de wereld onder hem

snel kleiner worden en verdwijnen in een stofregen.

Hij was een baby en zag de spijlen van de box. Een bord met

pap viel op de grond. De kruk, niet op de kruk klimmen! Maar hij

deed het wel, stond rechtop, verloor zijn evenwicht en viel hard op

zijn achterhoofd. Hij lag in een weiland vol boterbloemen, met een

grasspriet tussen zijn tanden. De stank van een moddersloot drong

in zijn neus, zijn benen waren vastgezogen en hij voelde paniek.

De sneltrein vol herinneringen raasde voort. Zijn vader en moeder

lachten hem toe met grote tanden, als in een sprookje. Hij viel uit

het keukenraam en zijn hoofd suisde rakelings langs een punt van

de wasmachine. Onzekere liefde. Een zoen en schrik omdat zijn lip

bloedde. Hij leerde dat achter een glimlach scherpe tanden kunnen

zitten. Alle zoenen in zijn leven flitsten voorbij als wilde grimassen.

Waarom zetten mensen hun tanden in de liefde? De luchtdruk en de

ademnood maakten hem duizelig en Winston verloor zijn bewustzijn.

Hij ontwaakte traag, als een beer uit zijn winterslaap. Zijn ogen leken

dichtgeplakt met spuug. Zijn lichaam voelde doof, je zou bijna zeggen

verlamd. In ieder geval stond het los van zijn geest.

 

Hij lag op het strand van een recreatieplas. Het leek de ochtend

na een uit de hand gelopen feest. Er lagen spullen in het water die

de storm van de straten had geschept en uit parken en tuinen had

meegenomen. Ook op het strand en in de bomen zag Winston allerlei

voorwerpen die daar niet hoorden.

Het was stil. Bij het bewegen van zijn hoofd hoorde hij de wervels

van zijn nek draaien als gruis. Vermoeid van het ontwaken legde hij

zijn hoofd neer.

Hij zag een blauwe lucht met witte wolken. Uit zijn ooghoek zag hij

een witte, plastic tuinstoel in de kruin van een boom.

Het gevoel in zijn ledematen keerde langzaam terug. Hij kon

zijn vingers bewegen en daarna zijn armen, zijn tenen en benen.

Voldoende aanleiding om te proberen zijn lijf te verroeren. Het dove

gevoel bleef een beetje. Of was het lichtheid die hij voelde? Hij had

ongetwijfeld een flinke klap gemaakt bij zijn landing. Tot zijn verbazing

functioneerde alles. Dat was een enorme meevaller. Als Winston

de windstoot had overleefd, dan kon hij maar beter gezond van lijf

en leden zijn.

Even verderop zag hij een kiosk met gesloten luiken. De storm had

er geen vat op gekregen. Dit was de eindhalte van alle turbulentie.

Winston probeerde de deur aan de achterzijde en tot zijn verbazing

ging die open. In het weinige licht kon hij zien hoe het vol stond

met snoepgoed en frisdrank. Om daar bij te komen, zette hij parasols,

vlaggen en ander reclamemateriaal naar buiten. Hij tuigde de

kiosk ermee op. Daarna opende hij de luiken en nam plaats in het

winkeltje. Wie snoep en frisdrank verkoopt is graag gezien. De taal

ervan is internationaal.

Terwijl hij een flesje fris dronk, zag hij tussen alle rommel op het

strand zijn windzak liggen. Het was ‘m! Als een strandjutter haalde hij

zijn buit binnen. Of eigenlijk was het meer een verloren voorwerp.

Afgezien van de kleren aan zijn lijf was dit het enige dat hij bezat.

Het bleek een onhandig ding om mee te nemen en Winston verzon

er iets op.

In de kiosk trof hij een rugzak aan, met het beeldmerk van een

chipsfabrikant. Dit stond op een lap die hij er met een beetje handigheid

afprutste. Hij vouwde de windzak stevig op en stopte die met

wat duwen en proppen in de rugzak. Windzak. Rugzak. Waarom niet

windbuil? Dat klonk spannender en luchtiger.

Als een schipbreukeling op een onbewoond eiland richtte Winston

zijn nieuwe wereld in. Hij ruimde zoveel mogelijk troep op en veegde

het stoepje voor het winkeltje. Met knakworst uit blik als avondmaal

genoot hij van de vallende avond.

Hij kreeg het gevoel van iemand die door vakantiegidsen bladert.

Je kunt overal heen, waar je maar wilt. Maar waar kwam hij vandaan,

wie was hij? Hij legde zijn hoofd in zijn nek, bewoog het heen en

weer en constateerde dat het gruis verdwenen was. Daarna keek hij

weer over de waterplas. Hij haalde diep adem en genoot van zijn

paradijs.

Terwijl de avond overging in een heldere sterrenhemel improviseerde

Winston een bed van alle spullen die tot zijn beschikking

stonden. Daarna sloot hij het winkeltje en viel in slaap.

 

De volgende dag werd hij gewekt door een man die de kiosk

opende en de luiken weg klapte. Winston stond snel op en verwachtte

een discussie, wat niet gebeurde. De baas floot een deuntje, vulde de

kas met wisselgeld en leek Winston niet te zien. Van enige troep rond

de recreatieplas was geen sprake, alsof er nooit iets had gelegen.

Winston zag mensen zich opmaken voor een mooie dag aan dit water.

Ze rolden hun handdoeken uit, gooiden met een bal en bezochten

het winkeltje. Hier was de uitbater een populaire man, zoals Winston

zich de vorige dag had voorgesteld zelf te zijn. Hij voelde zich niet

gezien en overbodig. Nog eenmaal keek hij om zich heen. Van zijn

stormachtige aankomst was geen spoor meer zichtbaar, alsof hij het

allemaal had gedroomd. Hij hees de rugzak om zijn schouders en

vertrok.

 

 

2

 

Winston wandelde met een lichte tred en bewoog soepel vanuit zijn

heupen. Zijn lijf voelde lenig en dat stemde hem mild en nieuwsgierig

naar wat de dag zou brengen. Hij ging voort als de zorgeloze landloper

uit een kinderboek, iemand die weinig kan verliezen omdat hij

vrijwel niets bezit.

De zon prikte in zijn gezicht en opende het linkerneusgat dat

gewoonlijk dicht zat. Nu ademde hij door beide openingen, waardoor

zijn mond gesloten kon blijven. Dat was beter dan de klep naar zijn

binnenste open te houden als een grote wond, die gevoelig was voor

infectie.

Winston genoot bij het zien van een kat op een hek en een kip in

het zand. In een brede sloot sloeg een vis met zijn staart boven het

water uit, bij wijze van groet. Winston bleef staan bij een dikke boom,

strekte zijn armen uit en sprak ontspannen: ‘Ik voel mij goed.’

Er passeerden twee fietsers die hij toezwaaide, maar zij reageerden

niet. Een eind verderop was een man in zijn voortuin met het hekwerk

aan de slag. Hij krabde oude verfresten weg. Winston begroette hem

en informeerde naar de richting die hij in liep, maar de klussende

man keek niet op of om. Misschien was hij doof, maar zeker niet blind

en zijn gedrag viel daarom moeilijk te verklaren. Winston wandelde

verder, in de richting van de stad.

 

 

3

 

Aan de rand van het industrieterrein was een winkel in gebruikte

spullen gevestigd, in een rechthoekig pand met een plat dak. Het

leek te zijn gebouwd als montagehal. De huidige gebruiker had de

gevel groen geschilderd, nogal onbenullig, gezien de verfspatten op

de vensterbanken en de tegels.

Het was nog te vroeg voor klanten. Winston volgde het bord

‘Inname goederen’ en kwam aan de achterzijde van het pand uit. Een

roldeur stond open en er klonk muziek. Hij liep naar binnen en zag

een jonge vrouw, klein van gestalte. Zij droeg haar rode haren in een

staart.

‘Ik heb verse koffie’, zei ze. ‘Het staat daar in de hoek, bedien jezelf

als je wilt.’ Ze maakte geen oogcontact. Winston keek om zich heen of het

woord wel tot hem was gericht.

‘Dit is een stereomeubel van Philips. Veel geproduceerd in die tijd.

Mijn opa heeft een exemplaar dat erop lijkt. De enige die de draaitafel

nog gebruikt ben ik. Dan neem ik mijn eigen platen mee, er komen

hier interessante exemplaren binnen. Zoals deze, die je nu hoort.

Heerlijk rustig voor in de ochtend.’

Haar stem klinkt vol begrip, dacht Winston, ook als er niets te

begrijpen valt. Zo is haar stem. Hij keek naar haar mond en probeerde

haar tanden te zien. Zou ze een bijter zijn?

‘Ik vind de houten kast mooi’, zei Winston. ‘De nieuwe eigenaar

zou hem met meubelolie moeten verzorgen. Meubelolie, dat ken je

toch wel?’

‘Als je hier werkt leer je alles kennen’, zei ze, en achter haar volle

lippen zag hij grote, regelmatige tanden. Haar stem daalde in toonhoogte

en zij sprak langzamer.

‘Wat mij opvalt is het hout. Daar is iets mee aan de hand. Voel eens

aan deze fauteuil. Die kwam gisteren binnen en was stevig. Nu zitten

de verbindingen los. Ik spreek er niet over met mijn collega’s, maar

het hout keert zich van ons af.’

Winston voelde aan de stoel en de zwakte in het hout leek hem het

resultaat van intensief gebruik.

‘Het hout verzamelt zich’, sprak zij. ‘Ik zie dat spullen van hout

steeds gemakkelijker uit elkaar vallen. Fabrikanten maken krachtiger

lijmen. Het helpt niet. Het hout keert zich van ons af. Het valt uiteen

in delen en die zoeken elkaar op, zoals ze aan de boom hebben

gezeten.’

Winston nam plaats in de stoel.

‘Ik zeg je: het hout gedraagt zich zoals honden die de weg naar

huis zoeken. Alle houten delen weten hun weg te vinden. Waarheen

ze ook verzonden zijn, wat er ook van ze gemaakt is. Van zaagsel tot

brede planken. Alles van hout vindt zijn natuurlijke vorm terug. Dat

gaat sneller dan je denkt.’

Haar stemming veranderde nu.

‘Ik vind het een opwindend idee. Uit alle delen van het land, ja uit

alle delen van de wereld verzamelt het hout zich tot de bomen die

het ooit waren. Stel je voor: de oude bossen keren terug. Hier bij ons,

maar ook in de tropen!’

Winston hoorde zijn stoel kraken. Voor zijn veiligheid besloot hij

op te staan. Hij had zijn benen nog niet gestrekt of een leuning viel

op de grond.

‘De winkel is nu geopend’, zei de roodharige. ‘Ga gerust naar

binnen, je vindt hier altijd wel iets wat de moeite waard is.’

Winston liep er rond en realiseerde zich dat hij zich vergiste in de

klanten. De meesten die hij daarvoor aanzag, waren medewerkers.

Van rommel was geen sprake.

Alles was geselecteerd en uitgestald als eersteklas koopwaar. Als

medewerker kun je hier van alles tegenkomen, veronderstelde hij. De

goederenontvangst waar de roodharige werkte leek hem de meest

interessante afdeling. Stel je voor dat er een zeldzaam glas wordt

binnengebracht of een tekening van Rembrandt. Winston overdacht

hoe een medewerker zoiets voor zichzelf kon houden en welke maatregelen

je als eigenaar van dit bedrijf kunt nemen om verduistering

tegen te gaan. Aan de andere kant: zou je als winkelier niet verplicht

zijn de onnozele inbrenger van een dergelijke kostbaarheid in te

lichten over zijn vergissing? Van iemand die iets aanlevert is geen

naam of adres bekend. Dat zou zo geregeld kunnen zijn om de eigenaar

van een winkel in gebruikte spullen te behoeden voor gewetensnood.

Je kunt de gever immers niet meer achterhalen.

Er lagen veel lelijke spullen in de winkel. Stuk voor stuk ooit als

nieuw gekocht. Jarenlang betast, gebruikt of bekeken. Nu afgedankt

en beschikbaar voor een nieuwe belangstellende. Alles heeft enige

waarde, dacht Winston. Zelfs vuil op straat. Een reinigingsdienst

wordt ervoor beloond het op te ruimen. Dan heeft het toch waarde?

Toen hij alles wel gezien had, besloot hij terug te gaan naar de

afdeling inkomende goederen. Daar was de roodharige bezig met

een collega om een bestelbus uit te laden. Winston besloot om mee

te helpen en niemand had bezwaar. Opnieuw had hij een adres

gevonden om bezig te zijn, hoewel de eenzaamheid van niet gezien

worden hem benauwde. Alleen het meisje met het rode haar sprak

met hem.

Aan het einde van de dag liet hij zich insluiten, met het risico dat

bewegingsmelders of camera’s zijn aanwezigheid zouden verraden.

Al had hij dergelijke apparatuur niet waargenomen, toch hield hij

rekening met de mogelijkheid. Alles wat hij nodig had, was hier voor

handen. In de koelkast van het personeel, een gebruikt model uiteraard,

trof hij etenswaren aan. Vers. Hij sloot een oude videospeler

aan op een televisie en vulde zijn avond met het kijken naar films,

zittend onder een deken die opvallend fris was. Hoe kwam hij aan

de gedachte dat alles wat mensen wegdoen, vies zou zijn of stinken?

Nadat de film was afgelopen ging hij liggen om te slapen. Zijn leven

voor de storm leek ver weg. Hij kon zich er flarden van herinneren,

zoals van een schoolreisje toen hij kind was. Met een moeder in de

prostitutie en een vader op het dievenpad, heb je recht om te spreken

van een ongelukkige jeugd, alhoewel dat geen garantie is. Maar dat

was hem niet overkomen en dat betreurde hij wel eens. Zelfs in het

mislukken had hij zich mislukt gevoeld. Hij was maar een gewoon

voortbrengsel uit een gemiddeld gezin. Geen bijzonder iemand.

 

 

4

 

De volgende ochtend vroeg Winston zich af hoe hij verder zou gaan.

Om tot een besluit te komen, gebruikte hij een kantoorstoel. Die zette

hij buiten, draaide aan de zitting en daarmee bepaalde hij de richting

waarin hij ging lopen. Hij gooide zijn rugzak om en verliet de winkel

in gebruikte spullen.

Na enige tijd stond hij op een veld, met het lege gevoel dat iemand

bekruipt die op een doordeweekse dag geen doel heeft en nergens

aan deelneemt. Zijn triestheid werd versterkt door de grijze lucht en

de spetters van een aarzelende motregen.

In de verte zag hij een snelweg, die het meest opviel door een

pompstation en een rij populieren met daaronder geparkeerde vrachtwagens.

Zijn wandeling erheen voerde langs slootkanten en over prikkeldraad.

Zijn schoenen en broekspijpen werden nat van het vochtige

gras. Met de rest van zijn kleding viel het wel mee, de motregen bleef

bij enkele spetters en mocht geen naam hebben.

Aangekomen bij de pomp zocht hij het toilet. Dat was altijd zoeken.

Nooit wist hij aan welke zijde van het gebouw de toiletten waren.

Als hij pech had, moest hij er omheen lopen, om tot de ontdekking

te komen dat de deur gesloten was en hij binnen een sleutel moest

vragen. Of de toiletten bleken binnen te zijn, wat steeds vaker het

geval was.

Winston poetste de bril van de toiletpot zorgvuldig met wc-papier

en nam plaats. Wachtend las hij de teksten die aan de binnenzijde

van de deur geschreven waren. Iets over een voetbalclub, een meisjesnaam

met telefoonnummer en een jongen die voor viezerd werd

uitgemaakt. Geen originele berichten.

Na zijn toiletbezoek besloot hij de pompwinkel in te gaan. Hij had

geen idee wat deze dag hem zou brengen en zoals die nu verliep

verlangde hij naar de avond. De shop was ingericht als een rijk

gevulde snoepwinkel. Een automobilist eet vermoedelijk meer snoep

dan een schoolkind, dacht Winston.

Naast de koffieautomaat waren twee statafels geplaatst, beide

onbezet. Winston ging aan een van de tafels staan en zocht in zijn

jasje naar kleingeld. Terwijl hij op de panden van zijn jas klopte werd

hem een kartonnen beker met koffie voorgezet.

‘Alsjeblieft, dit is best goed te drinken’, zei een man in donkerblauw

kostuum. ‘Ik ben zelf helemaal geen liefhebber van automatenkoffie,

maar voor dit soort maak ik een uitzondering. Suiker en melk

staan op het andere tafeltje, voor het geval je daar behoefte aan hebt.’

Winston knikte. Zijn dag was nu begonnen.

Bij de koffie bleef het gesprek beperkt tot de vraag: ‘Jij rijdt toch

mee?’ Winston bevestigde dit en kon het gevoel niet onderdrukken

dat hij werd aangezien voor een escortboy. Ze zwegen verder en

bekeken de mensen die de winkel binnen kwamen. Zakelijke rijders.

Dik en dun, in pantalon of werkkleding. Iemand rekende op dit uur

van de dag een gehaktbal af. Een ander kocht vier pakjes sigaretten

bij de brandstof.

Vanuit zijn ooghoek nam Winston zijn reisgenoot op. Die week iets

opzij alsof hij hem de gelegenheid wilde geven beter te kijken. Hij

was een man van middelbare leeftijd die manchetknopen droeg en

een gouden horloge van een klassiek model. De ruimte tussen zijn

neus en lip was groot en voorzien van een kortharige snor.

Ze liepen naar de parkeerplaats en Winston probeerde te raden

welke auto het was. Het bleek een donkergroene te zijn, die naast het

blauwe type stond dat hij in gedachten had. Wat maakte het ook uit.

Winston gespte de riem om. De bestuurder deed hetzelfde, startte de

auto en samen zoefden ze de snelweg op. Hij stelde zich voor: ‘Ik ben

Dirk van Zuyl, met na de u een ypsilon. Ik doe alles voor Moeder. Ik

probeer haar tevreden te stellen en dat gaat wel eens ten koste van

mijzelf. Toch houd ik veel van haar.’ Hij zweeg even. Winston raakte

gewend aan dit soort openingen van een gesprek.

‘Ik kan weinig werk uitbesteden, Moeder wil geen pottenkijkers.’

‘Heeft u zelf een relatie, anders dan met uw moeder?’

‘Ik heb alleen zakelijke vrienden. Een aannemer, een architect, een

bankman en ga zo maar door.’

Na enkele kilometers zei Dirk: ‘Dit zal jouw afslag zijn.’ Hij noemde

een plaatsnaam.

‘Ik heb geen bestemming genoemd’, zei Winston, ‘maar als je mij

eruit wilt hebben.’

‘Het stond op je bord.’

‘Welk bord?’

‘Je liftersbord, van karton. Bij de inrit naar het pompstation zag ik

je ermee staan. Ik wees vanuit mijn auto naar de shop, om elkaar daar

te ontmoeten.’

‘Het spijt mij, maar dat ben ik niet geweest’, zei Winston. ‘

‘Wie ben jij dan wel?’ De man achter het stuur bleef rustig bij deze

vraag.

‘Ik ben Winston.’

‘Winston hoe?’

‘Winston Bekkering.’

×
SERVICE
Contact
 
Vragen