€ 20,00

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Griekenland als literair decor

Kees van Rijswijk • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Griekenland biedt zijn bezoekers een aantrekkelijk samenspel van een prachtige natuur met indrukwekkende bergen, schitterende kusten en mooie stranden met de zichtbare sporen van een eeuwenoude cultuur. Maar Griekenland is ook een land dat tot ver in de 20ste eeuw zwaar geleden heeft onder de gevolgen van oorlog, geweld, onderdrukking en armoede. Deze combinatie van positieve en negatieve kenmerken wordt weerspiegeld in een grote hoeveelheid romans en verhalen waarin Griekenland een rol speelt.

    ‘Griekenland als literair decor’ voert de lezer langs personen en locaties die in deze romans en verhalen aan de orde komen. Het doet dit aan de hand van een selectie van ongeveer 100 boeken uit het omvangrijke literaire aanbod dat beschikbaar is. Bij de samenstelling van deze keus speelden drie criteria een belangrijke rol:
    - alleen in het in het Nederlands geschreven of vertaalde boeken;
    - uitsluitend na 1900 geschreven boeken;
    - alleen proza, geen poëzie.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 148mm x 210mm
    Aantal pagina's : 205
    Uitgeverij : De Manteling
    ISBN : 9789463459167
    Datum publicatie : 01-2020
  • Inhoudsopgave
    INHOUD


    Vooraf

    1. Athene
    Kostas Tachtsis – Mytia Karagatzis – Nathalie Bakopoulos – Menis Koumandaréas – Frans van Hasselt – Maïra Papathanassopoulo – Andreas Staïkos – Paul Johnston – Petros Markaris – Philip Kerr – Edzard Mik

    2. Saronische eilanden
    Henry Miller – Alfred Kossmann – Margarita Karapanou – Mischa de Vreede

    3. Peloponnesos
    Marcellus Emants – Arthur Staal – Dimitra Sideri – Pavlos Matesis – Patrick Leigh Fermor – A. den Doolaard – Bertus Aafjes

    4. Noord-en Midden-Griekenland
    Tessa de Loo – Dimitris Chatzis – Nicholas Gage – Stratis Haviaras – Mary Stewart – Helen MacInnes – Angelos Avgoustides – Yorgos Theotakis – Evjenia Fakinou – Filippos Drakondaïdis – Neil Olson – Eleni Gage

    5. Thessaloniki
    Victoria Hislop – Hero Hokwerda – Nikos Kokantzis – Yórgos Ioánnou – Nikos Davvatas – Vassilis Vassilikos

    6. Ionische eilanden
    Louis Couperus – Gerald Durrell – Louis de Bernières –Hammond Innes – Tim Krabbé – Robert Dessaix

    7. Kreta
    Rhea Galanaki – Nikos Kazantzakis – Victoria Hislop – Rhea Galanaki – Mary Stewart – Hella Haasse – Gerrit Komrij – Patricia Highsmith – Michael Bird – Pierre Platteau – Harry Mulisch – Nellleke Noordervliet – Leo Ross – Martin Asscher

    8. Cycladen
    Arthur Staal – Yorgos Maniatakos – HansWarren – Judith Koelemeijer – Maria Stahlie – Bertina Henrichs – Michael Berg

    9. Dodekanesos
    Ilias Venezis – Charmian Clift & George Johnston – Vasa Salomoú Xanthaki – Robert Goddard – Tom Stone – Simone van Dijk – David Pefko

    10. Egeïsche eilanden en Sporaden
    Alexandros Papadiamandis – Stratis Myrivillis – Nicholas Gage – Andreas Burnier – Conny Palmen – Jan Postma – Karin Giphart – Pauline Slot – Eva Monté

    11. Anatolië
    Mara Meinardi – Nikos Kazantzakis – Dido Storiou – Stratis Doukas – Panos Karnezis – Louis de Berniëres – Petros Marakaris

    12. Grieken in het buitenland
    Nicholas Gage – Dimiris Chatzis – Aris Fioretos – Dimitra Sideri – Jeffrey Eugenides – Christos Tsiolkas

    Ankerpunten in de Griekse geschiedenis

    Bio- en bibliografische informatie

    Herkomst citaten

    Geraadpleegde literatuur

  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 20,00

niet beschikbaar

niet beschikbaar



3-4 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

1. ATHENE



Athene, met meer dan vijf miljoen inwoners verreweg de grootste stad van Griekenland, roept bij veel van haar bezoekers ambivalente gevoelens op. Enerzijds is het een stad die veel te bieden heeft: de Akropolis met het Parthenon en het Akropolis-museum, de Agora met de Theseion-tempel, het Archeologisch Museum, antieke theaters als het Odeon van Herodus Attikos, het Kerameikos-kerkhof enz. Anderzijds is het een drukke, overvolle, uit de grond gestampte stad met stoffige, monotone, boomloze straten, waar het verkeer dagelijks urenlang muurvast zit en een lucht-verontreiniging, die, mede door de ligging tussen de heuvels, schrikbarend is. Sommigen zeggen, zoals de Griekse schrijver Kostas Tachtsis memo-reert, dat Athene de lelijkste stad ter wereld is. Hij vervolgt die opmerking met ‘(…) ik weet het niet, maar het kan me ook niet schelen. Mooi of lelijk, voor mij is het de enige’ (…).

Deze tweeslachtige waardering is één van de thema’s die in Athene spelende boeken regelmatig weerklinken. Andere onderwerpen die vaak aan de orde komen zijn: de komst van grote aantallen uit Klein-Azië verdreven Grieken in de jaren twintig van de vorige eeuw, de repressie onder het regiem van Metaxas in de jaren dertig, de Duitse bezetting en de daarop aansluitende burgeroorlog in de jaren veertig en de terreur tijdens het kolonelsbewind.


Kostas Tachtsis
Het derde huwelijk

Al deze gebeurtenissen (met uitzondering van de staatsgreep van de kolonels die pas na voltooiing van zijn boek plaats vond) spelen een rol in ‘Het derde huwelijk’ (1962) van Kostas Tachtsis (1927-1988). Dit boek, dat alom als één van de hoogtepunten van de naoorlogse Griekse literatuur wordt beschouwd, omvat het in adembenemend tempo vertelde levens-verhaal van Nina Logos. Dat met tal van spectaculaire uitweidingen doorspekte verhaal omvat niet alleen de geschiedenis van haar drie huwe-lijken maar ook de lotgevallen van haar vriendin Evkávi. Het eerste huwe-lijk van Nina, dochter van een links-liberale universitair docent, met de knappe koopvaardijofficier Fotis loopt al snel spaak wanneer zij enkele dagen na de bruiloft haar kersverse echtgenoot in de armen van haar broer Dinos vindt. Daarvoor heeft hij bij haar al wel een kind verwekt: haar dochter Maria, met wie zij haar hele leven op voet van oorlog zal leven. Deze problematische relatie met haar dochter wordt al op de tweede bladzij van het verhaal duidelijk:

(…) Misschien, zeg ik wel eens bij mezelf, was het door God beschikt dat ik met Fotis zou trouwen, om mij te laten doormaken wat ik allemaal heb doorgemaakt. Beschikt dat ik die Medusa (haar dochter, KvR) ter wereld zou brengen (…).

Bij de totstandkoming van haar tweede huwelijk met de twintig jaar oudere aannemer Andonis spelen financiële overwegingen een belangrijke rol. Dat verhindert niet dat zij Andonis in de loop der jaren steeds meer gaat waar-deren. Zij is dan ook zeer bedroefd wanneer hij in de eerste week na de inval van de Duitse bezetters aan een hartaanval bezwijkt.

(…) Het was een nachtmerrie die ik met open ogen zag. Toen de avond gevallen was (…) bekeek ik hem bij het licht van de kaarsen – die moesten er wel branden, er was geen licht – en hoorde in de verte, maar heel duidelijk, de explosies in Piraeus, en ik wist niet om wie ik meer moest huilen, om Andonis, die van deze ellendige wereld verlost was, of om ons levenden, die God weet wat nog te wachten stond (…).

Haar derde echtgenoot wordt, tot haar eigen verrassing, de al jong uit-gebluste, kalende Thódoros, de zwijgzame, weinig ambitieuze zoon van haar vriendin Evkávi.

Stijltechnisch is het interessant dat het hele boek uit één lange monoloog bestaat. Het lijkt alsof Nina haar verhaal tijdens een visite vertelt. Bijzonder is ook dat haar alleenspraak een tweede monoloog omvat, waarin vriendin Evkávi haar levensverhaal serveert. Tachtsis verweeft de levensverhalen van deze twee vrouwen met de geschiedenis van Griekenland tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw. Daarbij komen naast bloemrijk beschreven familietwisten ook kwesties als die van de Grieks-Bulgaarse oorlogen, de vlucht van meer dan een miljoen Grieken vanuit Anatolië naar het moeder-land, de rol van de dictator Metaxas, het verzet tegen de Duitse bezetters, de na de Tweede Wereldoorlog oplaaiende Griekse burgeroorlog en andere politieke ontwikkelingen aan de orde. Bij dit alles wordt de lezer min of meer terloops vertrouwd gemaakt met de denkbeelden die veel Grieken in de eerste helft van de vorige eeuw koesterden:

(…) Ik moest aan pa zaliger denken, hoe hij als zovele anderen ervan droomde dat de Grote Idee werkelijkheid zou worden. Maar na de Kleinaziatische Catastrofe schudde hij vaak somber zijn hoofd en zei dat het voorgoed was afgelopen met Griekenland (…). Wat zou Griekenland er dan anders hebben uitgezien! Natuurlijk, gebreken te over: wij zijn een en al achterdocht en roddelen bij het leven, we laten iedereen stikken en heb-ben voor niemand een goed woord over. Maar daar is onze armoede ook debet aan. Waar armoede is wordt gekankerd. Terwijl als we Smyrna en Oost-Thracië hadden gehad, dan hadden we zelfs ons graan niet hoeven invoeren (…).


Mytia Karagatsis
Nr. 10

Hoewel Piraeus een zelfstandige gemeente is met een eigen bestuur wordt deze stad gemakshalve vaak als een deel van Athene gezien. Dat is ook in deze gids het geval. De bevolking van Piraeus (met de grootste haven van Europa) bestond, zoals in veel havensteden, gedurende een groot deel van de 20ste eeuw vooral uit relatief laag opgeleide handarbeiders en ambachts-lieden. Daarnaast was Piraeus decennialang een toevluchtsoord voor hen die aan de zelfkant van de samenleving vertoefden. Dit ‘arme segment’ van Piraeus wordt uitvoerig beschreven in ‘Nr. 10’ (1960), een helaas onvol-tooid gebleven roman van Mytia Karagatzis (1908-1960). Kargatzis was een Grieks schrijver die in Nederlands ten onrechte relatief onbekend is gebleven. Het boek verhaalt over het leven van de bewoners van een appartementen-complex in één van de armste buurten van Piraeus. Dit complex, in de volksmond ‘Nr. 10’ genoemd, is een tot woonkazerne om-gebouwde fabriek aan de rand van een verloederd bedrijventerrein. De eigenaar en zijn familie wonen in luxe, van alle gemakken voorziene, ap-partementen op de bovenste verdieping. Een mede-eigenaar vertoeft in een wat minder luxe, maar nog alleszins comfortabel appartement op de eerste verdieping. De huurders, een bonte verzameling van ploeteraars aan de onderkant van de samenleving, verblijven in één- of tweekamer-woningen. Dit zijn woningen zonder keuken, zonder natte cel en zonder sanitaire voorzieningen. Per verdieping zijn er enkele gemeenschappelijke toiletten.

Karagatsis schetst via een soap-achtige aanpak een levendig en gedetail-leerd beeld van de lotgevallen van de bewoners van ‘Nr. 10’. Dat doet hij in sprankelend proza dat regelmatig doorspekt wordt met levensechte dialogen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer Elenara, een bejaarde pros-tituee, ’s ochtend in alle vroegte haar lappendeken uitklopt:

(…) ‘Domme hoer dat de duivel je hale. Ben je weer midden in de nacht je luizen aan het uitkloppen, zodat iedereen er last van heeft? Hou daar subiet mee op, anders kom ik naar beneden (…)’. Het was de oude Daigiorgis die zijn gal spuwde. Elenara liet zich volstrekt niet van de wijs brengen. Ze hield even op met uitkloppen, wierp een minachtende blik naar het raam en zei rustig: ‘Kom maar op, dan kun je je darmen van de straat schrapen, opgeblazen pens!’ (…).

En verderop bij een woordenwisseling over het doorspoelen van het gemeenschappelijk toilet:

(…) ‘Hoe is je dat gelukt? Zijn je ingewanden gekrompen door de honger?’ Een dergelijke belediging vroeg om een vlammende reactie. Mevrouw Marina trok haar vetkwabben recht, plantte haar linker vuist in de ver-onderstelde omgeving van haar middel en zei op zoetgevooisde toon: ‘Je maakt een grote vergissing, lieve Domena. Gisteren heb ik zoveel gegeten als jij je hele leven nog niet gegeten hebt. Maar dat betekent nog niet dat ik verplicht ben om jouw stront te ruiken. Heb je hazelwormen gegeten en stinkt dat zo?‘ ‘Wat een gevoelige neus heb jij?’ ‘Als de lucht je niet bevalt daar is de kraan en de emmer!’ ‘Die emmer mag je zelf vullen en maak ook maar eens die stinkende reet van je schoon!’ ‘Míjn reet die mag je likken’ (…).

Het schijnt dat Karagatsis nog maar een kwart van zijn roman had voltooid toen hij in 1960 tijdens het schrijven aan een hartaanval overleed. Dat kwart (ruim 500 bladzijden) biedt de lezer een onthullend beeld van de rafelranden van de Griekse samenleving aan het eind van de jaren vijftig. ‘Nr. 10’ is enerzijds een rauw boek dat de donkere kanten van het men-selijk bestaan meedogenloos in kaart brengt, maar het is ook een ontroerend boek. Die ontroerende momenten komen vooral naar voren in de persoon van de (marxistisch georiënteerde) directeur van de plaatselijke basis-school, die alles op alles zet om zijn leerlingen een passende plaats in de samenleving te bezorgen en in die van de huisarts, die zijn patiënten zelf laat bepalen wat ze hem kunnen betalen.


Nathalie Bakopoulos
De groene kust

Wanneer Griekenland in de jaren zestig van de vorige eeuw langzaam lijkt te herstellen van de wonden van de Tweede Wereldoorlog en de daarop aansluitende burgeroorlog pleegt een groep kolonels een militaire coup die het land van 1967 tot 1974 in haar greep zal houden. Deze staatsgreep vormt het decor van ‘De groene kust’ (2012), een roman van Nathalie Bakopoulos (geb. 1973), een Amerikaanse schrijfster met Griekse wortels. ‘De groene kust’ beschrijft het leven van drie vrouwen gedurende deze treurige periode in de turbulente geschiedenis van het moderne Grie-kenland. De oudste van deze drie vrouwen is Eleni, de moeder van de andere twee: haar dochters Sophie en Anna. Eleni is een, al jong weduwe geworden, arts, die een illegale kliniek voor slachtoffers van het regiem coördineert. Sophie, de oudste dochter, moet in verband met haar activi-teiten in het studentenverzet al snel naar Parijs vluchten. Van daar keert ze pas na jaren naar Athene terug. De jongste, Anna, is op het moment dat de staatsgreep plaats vindt nog een kwetsbare puber, maar in de loop van het verhaal ontwikkelt zij zich tot een belangrijk studenten-activist.

Via het dagelijks leven van deze drie vrouwen schetst Bakopoulos een scherp beeld van Athene tijdens het kolonelsregiem. Dat beeld is soms vredig, maar dat duurt doorgaans niet lang:

(…) In april, vruchtbaar en groen, barst in Athene het leven los. De bomen ruisen in de wind, hyacinten en lupine bloeien in de parken. In deze tijd van het jaar hing er in de stad een specifieke geur die Eleni altijd geassocieerd had met de lente, een bedwelmende mengeling van aarde en kruiden en nat gebladerte, met een zweempje benzine (…). Die ochtend reed Eleni, op zoek naar haar dochter, doelloos door de straten van Psychiko (een aristocratische wijk in het noordoosten van Athene, KvR). Op elke hoek stuitte ze op politie: gisteren beschermden ze nog, vandaag controleerden ze. Ze hielden auto’s aan, bekeken identiteitsbewijzen van passagiers en chauffeurs en doorzochten soms kofferbakken (…).

Sophie, de oudste dochter, raakt al tijdens de eerste week van het bewind van de nieuwe machthebbers betrokken bij tegen de junta gerichte plakacties. Dat doet ze in de Plaka, de oude buurt aan de voet van de Akropolis.

(…) Ze hield van de manier waarop de Akropolis boven de stad uittorende, van zijn oude functie als berg die bescherming bood, van de manier waarop het Parthenon majestueus en licht opdoemde als een glanzende, gouden kroon. Ze hield van de alomtegenwoordige aantrekkingskracht van de geschiedenis, van de eindeloze afgravingen en archeologische plaatsen waar het zeer oude weer zeer nieuw werd (…).

Anna, de jongste dochter, wordt, tegen de verwachting in, een belangrijk studenten-activist en raakt nauw betrokken bij de demonstraties van de studenten van de Polytechnische School (de acties die achteraf bezien de val van het kolonelsbewind zouden inluiden).

(…) De tanks reden dreunend onder de hekken van de Polytechnische School door, waardoor twee studenten die erbovenop waren geklommen werden verbrijzeld. De politie en het leger stormden door de gangen en spoten traangas. Ze sloegen zich een weg door de massa’s studenten alsof ze tarwe aan het maaien waren, en van binnen de campus steeg een echoënd, beestachtig gebrul op. Met vaseline om haar ogen hield Anna zich schuil in het hoofdgebouw in de buurt van de kamer waar vandaan ze zojuist nog leuzen had staan roepen (…).

‘De groene kust’ is soms (met name wanneer het om de relatieproblemen van de hoofdpersonen gaat) wat wijdlopig, maar dat laat onverlet dat het boek een indringend beeld biedt van Athene ten tijde van zeven zwarte jaren in de geschiedenis van het moderne Griekenland.


Menis Koumandaréas
Mevrouw Koula en De kapsalon

Wie zich een beeld wil vormen van het dagelijks leven in Athene in de eerste jaren na het vertrek van de kolonels (dus in de tweede helft van de jaren zeventig) vindt een goede gids bij Menis Koumandaréas (1931-2014), een in 2014 op 83-jarige leeftijd vermoorde schrijver. Van Kou-mandaréas zijn twee novellen in het Nederlands vertaald: ‘Mevrouw Koula’ (1978) en ‘De Kapsalon’ (1979). Mevrouw Koula, de centrale figuur in de eerste novelle, is een goed geconserveerde vrouw van middelbare leeftijd, getrouwd met een zakenman, moeder van twee dochters en (uit vrees voor verveling) werkzaam op een belastingkantoor in de omgeving van het metrostation Monastiraki. Dagelijks gaat zij met de metro van Kifisiá (de chique buurt waar ze woont) naar haar kantoor in het centrum van Athene. Onderweg heeft ze alle tijd vanuit de (in Athene veelal bovengrondse) metro de stad te bekijken: ×
SERVICE
Contact
 
Vragen