Samenvatting
Michalis Piërís De dichter en de stad Als een Odysseus geboeid aan de mast om de zang van de Sirenen te kunnen aanhoren, zo beschrijft deze dichter zich, maar zelf wil hij zich wél mee laten lokken door de stem van de liefde. En zijn tocht gaat niet over zee, maar – vanuit zijn kleine dorp op Cyprus – door de steden van de wereld. Uit die steden verdicht hij voor ons hoe hij zich van de mast heeft weten los te rukken. "Van de vier archetypische vrouwen van Odysseus – Penelope, Kalypso, Circe en Nausikaä – geef ik de voorkeur aan Circe. De vereniging met haar althans was het kanaal dat Odysseus voerde tot de kennis. Kennis verworven door de uiterste grenservaring die je kunt hebben, een afdaling in de onderwereld en een gesprek met de doden. Die eros elektriseert me, die je van het genot voert naar de kennis. En die gewaarwording heb ik gevonden in de zwerftocht, in de nieuwe tijd die je geschonken krijgt door de aanraking met een nieuw land. Die heb ik gevonden in de onophoudelijke reis, in de liefde voor nieuwe steden, nieuwe vaderlanden. Niet in de doodsheid van een Ithaca." Cyprus, een klein eiland met grote dichters: Kostas Montis (1914-2004), vanaf de vrijheidsstrijd tegen de Engelsen in de jaren vijftig, Kyriakos Charalambidis (1940), vanaf de onafhankelijkheid in 1960, en Michalis Piërís (1952-2020), na de bezetting van een deel van het eiland in 1974 en vooral in de decennia rond de eeuwwisseling. De vertaling is van de hand van Hero Hokwerda, die tevens het nawoord schreef over de auteur en zijn werk.