Samenvatting
Rond het begin van de Tachtigjarige Oorlog, ongeveer 1568 woont Wouter in een kleine boerderij aan de rand van De Riip. Zijn koeien grazen rond de terp en zijn akkers liggen daar niet ver vandaan. Met Wouter begint de ons bekende geschiedenis van de familie Wierstra. Vanaf de zestiende eeuw kijken we in ‘Twaalf generaties Wierstra’ mee in de familiegeschiedenis en het wel en wee van onze voorouders. Feit en fictie lopen daarbij door elkaar. Hoe hebben zij geleefd en hoe hebben zij zich staande gehouden in tijden van oorlog, overstroming en tegenslag. In elk hoofdstuk staat het verhaal van een voorouder centraal.
Tegen de achtergrond van de landelijke en regionale ontwikkelingen in de geschiedenis zien we hoe onze voorouders aanvankelijk als boer de kost verdienden. Ten tijde van de Gouden Eeuw ontwikkelen ze zich als ondernemers en houden zich bezig met timmeren, tabak malen, schepen bouwen en zilversmeden. Na deze bloeiperiode richten de Wierstra’s zich opnieuw op de landbouw in beroepen als boer, koemelker of gardenier. We maken onder anderen kennis met boer Hein Keimpes uit Deinum die de familienaam bedacht en met Jentje Ales uit Beetgum, die voor keus stond om al dan niet te emigreren. Zo hadden de voorouders allemaal lastige momenten in hun leven waarbij ze keuzes moesten maken.