Samenvatting
Hoe heeft de Nederlandse natuur zich ontwikkeld van de laatste ijstijd tot heden? Nam de biodiversiteit alleen maar af naarmate de mens zijn vleugels uitsloeg, of waren er ook perioden van herstel en toenemende diversiteit? Deze vraag staat centraal in dit boek vol verhalen – over de huismus, de zwarte kraai, de kievitsbloem en zelfs over walvissen in de Noordzee en olifanten op Sri Lanka –, met elkaar verbonden door het grote verhaal van de ontdekking van de natuur door de mens, eerst als jager-verzamelaar, daarna als landbouwer, vervolgens als industrieel en ten slotte als bioloog en natuurbeschermer. De grote ontdekkingsreizen van na 1492, de ontmoetingen met een heel andere, tropische natuur, hadden ook grote gevolgen voor de waardering ervan. Het boek eindigt met de paradox van de ‘tweede domesticatie’ van de natuur: op zoek naar wildernis wordt de natuur steeds meer aangeharkt en gepland. Vanuit de lange lijnen die verleden en heden met elkaar verbinden, worden zo ook vragen gesteld over de toekomst van de Nederlandse natuur. Rob Lenders werkt als historisch ecoloog bij de afdeling Milieukunde van de Radboud Universiteit Nijmegen. Joop Schaminée is hoogleraar systeemecologie en verbonden aan de universiteiten van Wageningen en Nijmegen. Thomas van Goethem was tot voor kort postdoc bij de Universiteit Utrecht en is nu projectleider bij het RIVM. Jan Luiten van Zanden is hoogleraar economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.