€ 19,95

ePUB ebook

niet beschikbaar

PDF ebook

niet beschikbaar

Schepping

de werkelijkheid is een creatie, geen constructie

Jan Bauwens • Boek • paperback

  • Samenvatting
    Soms wordt de metafysische vraag naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de werkelijkheid is geen constructie. Kant wijst er op dat wij de natuur pas kunnen kennen in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen maken. En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn oorzaak in zichzelf heeft (God, de Natuur) en, anderzijds, de dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben. Ook Gödel wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (- uit niets) en het construeren van iets uit iets anders (- uit iets dat reeds geschapen is). Allen worden zij voorafgegaan door Augustinus, die de ongelovigen bekritiseert omdat zij, vanuit hun lijfelijke vertrouwdheid met werklieden en bouwmeesters, denken dat alle dingen samengesteld zijn uit grondstoffen, en zo ook de door God geschapen werkelijkheid.
       Als we eventjes abstractie mogen maken van kunst en ethiek, kunnen we zeggen dat alle door mensenhanden gemaakte dingen werktuigen zijn, verlengstukken van ons lichaam. Onze wereld is een instrument, hij is ons gemeenschappelijk, uitgebreid lichaam. De grondstof voor dat instrument rekruteren wij uit de natuur. Omdat onze wereld een constructie is van onze handen, neigen wij er toe om ook de natuur als een constructie op te vatten. Een bouwwerk dat wij afbreken om er het onze mee op te richten. Maar dat is een vergissing. De natuur is niet op zijn beurt opgebouwd uit grondstof die weer van elders komt. Waar wij dat geloven, achten wij onszelf potentiële natuurmakers of goden.
       Zo laakt Carnap de metafysica omdat haar uitspraken niet experimenteel verifieerbaar zijn. Maar de eis van toepasbaarheid van dit beginsel op de ganse werkelijkheid, verkapt eigenlijk de overtuiging van de (na-)maakbaarheid van de werkelijkheid. In het Logisch Positivisme, in het fysicalisme, het microreductionisme, hebben we dus te maken met de misvatting waarvoor onder meer Augustinus, Kant, Spinoza en Gödel waarschuwen. Daar acht de mens zichzelf God. Hij is dat niet, zegt Spinoza, want hij is niet zijn eigen oorzaak.
     
    Het wereldbeeld dat wij voorstaan is er een van een wereld die zijn fundamenten vindt in zijn doel: al het ‘lagere’ komt voort uit het ‘hogere’, het vindt er zijn bestaansreden én zijn ultieme zijnsgrond. Het is onze overtuiging dat zich alleen zo een bevredigende ‘verklaring’ van de ganse werkelijkheid kan openbaren.
       Haaks op dat wereldbeeld staat het vandaag even succesrijke als kwaadaardige wereldbeeld van het fysicalisme, de nieuwste variant van het materialisme. Daar worden de zaken op hun kop gezet. Het materialisme heeft de waarschuwingen van de genoemde filosofen niet begrepen.
       Het fysicalisme zit principieel vervat in elk atheïsme, omdat dit ruimte laat voor toeval, terwijl het elke vorm van teleologie loochent: het wijst de zinvraag a priori van de hand en veinst bevrediging te vinden in reductionistische know-how van micro- en macrokosmos die eigenlijk niet anders dan als een toevallige buit worden opgevat. Het is ethisch onverantwoord dat het fysicalisme de mens verweesd achterlaat. Hier echter zal in de eerste plaats de cognitieve onverantwoordbaarheid van het fysicalisme ons aanbelangen.
    In het eerste gedeelte van deze tekst zullen we enkele bedenkingen uiten bij het fysicalisme. Als model ter kritisering, bekijken we de vormenleer van Etienne Vermeersch. We geven een beknopte weergave van Vermeersch’ basisintuïties. Dan volgen enkele algemene bedenkingen daarbij. We behandelen Vermeersch’ versie van het microreductionisme, zijn rationaliteitsconcept in relatie tot zijn concept van filosofie, zijn vormentheorie en, meer algemeen, zijn fysicalisme. We wijzen op enkele tekorten in Vermeersch’ fysicalistisch cultuurconcept en we bestrijden de door hem verdedigde stelling van de principiële namaakbaarheid van de mens.
  • Productinformatie
    Binding : Paperback
    Distributievorm : Boek (print, druk)
    Formaat : 145mm x 210mm
    Aantal pagina's : 182
    Uitgeverij : Jan Bauwens
    ISBN : 9077532048
    Datum publicatie : 01-2003
  • Inhoudsopgave
    Inhoudsopgave
    Woord Vooraf 11
    I. DE WERKELIJKHEID IS GEEN CONSTRUCTIE. OVER DE DUISTERNIS VAN HET FYSICALISME 13
     1.1. Inleiding 13
    1.2. Vermeersch’ antropologie en kenleer 16
    Enkele algemene bedenkingen 18
    Informatie is enkel ‘informatie-voor-ons’ 18
    Het instrument is slechts zijn ‘functie-voor-ons’ 19
    Ons lichaam als ultieme parameter van de wereld 20
    Turing 21
    Doelgerichtheid 22
    Introspectie 23
    Kunnen is kennen? 24
    De kabouter in de kast 26
    Hersenen en gedachten 28
    1.3. De waan van het microreductionisme 29
    Circulariteit en contradictie[19] 30
    Toeval en contingentie 31
    Musiceren zonder geluid 34
    1.4. Rationaliteit, vrijheid en creativiteit 35
    Beperkte rationaliteit 36
    Scheppende rationaliteit 38
    Vrijheid 40
    1.5. De mens is geen machine 41
    Interactie en communicatie 42
    Actie als informatiefunctie 44
    1.6. De circulariteit van de informatietheorie 46
    Vormherkenning 46
    Behoeften 47
    Existentiële contradictie 49
    1.7. Het tekort van het darwinisme 49
    Determinisme, teleologie, vrijheid en zin 52
    1.8. Het tekort van het fysicalisme 56
    Logica 57
    Tekorten in het fysicalistisch cultuurconcept 58
    Natuur en cultuur 61
    1.9. De fysicalist zet ten onrechte Spinoza naar zijn hand 64
    1.10. Het subject is niet reduceerbaar tot object 65
    1.11. Waarom de mens niet namaakbaar is 70
    1.12. Een toepassing: de irrelevante ‘vormenleer-esthetica’ 73
    1.13. Conclusies 80
    II. EEN CHRISTELIJKE METAFYSICA EN ETHIEK ALS ANTWOORD OP HET FYSICALISME 83
    2.1. Inleiding 83
    2.2. Het licht schijnt in de duisternis 88
    2.3. Het leed en de ziel 97
    ‘Sein’ en ‘Sollen’ 97
    Het lijden en het denken over het lijden 99
    Lijden ‘ter wille van’ 101
    De verantwoordelijkheid voor het leed van de ander 102
    Het ‘mind-bodyproblem’ 104
    Onsterfelijke ziel 108
    Onherleidbaar subject 109
    Ethische identificatie 110
    Het ‘objectieve kwaad’ 110
    De zin van het lijden 112
    Ethiek, de levensadem van de ziel 113
    De vrije wil 114
    2.4. Werkelijkheid en waan 115
    Waarneming is waarneming van betekenis 117
    Idee en ding 118
    Leven leidt noodzakelijk tot bewustzijn 120
    Waarneming, erkenning en kennis 125
    Waarneming en Liefde 126
    Plato, Aristoteles, Augustinus, Thomas en de waarneming 128
    Werkelijkheid met betrekking tot geloof, recht en zin 130
    De ‘hogere’ waarnemingen funderen de ‘lagere’ 132
    Onze wereld is ons loon 134
    De zin van het lijden 135
    De levenden en de doden 136
    Ziel en werkelijkheid als absolute creatie 138
    2.5. Grenzeloze, ondoordringbare orde 140
    Het Schone 142
    Het schone handelen 143
    Het wezen van de kunst 144
    Het heilige en de Liefde 145
    De metafoor 148
    2.6. Rede en geloof 152
    2.7. God 153
    Conclusies 154
    Literatuur 156
    Noten 161
    VAN DEZELFDE AUTEUR 176
  • Reviews (0 uit 0 reviews)
    Wil je meer weten over hoe reviews worden verzameld? Lees onze uitleg hier.

€ 19,95

niet beschikbaar

niet beschikbaar



2-3 werkdagen
Veilig betalen Logo
14 dagen bedenktermijn
Delen 

Fragment

(...) Soms wordt de metafysische vraag naar de ultieme zijnsgrond van de werkelijkheid verengd tot de technische vraag naar haar ultieme bouwstenen. Ten onrechte, want de werkelijkheid is geen constructie. Kant wijst er op dat wij de natuur pas kunnen kennen in de mate dat wij in staat zijn om hem zelf te maken; waarmee hij in feite zegt dat wij de natuur niet kunnen kennen, want niet kunnen maken. En Spinoza onderscheidt, enerzijds, datgene wat zijn oorzaak in zichzelf heeft (God, de Natuur) en, anderzijds, de dingen die hun oorzaak buiten zichzelf hebben. Ook Gödel wijst op het onderscheid tussen het scheppen van iets (- uit niets) en het construeren van iets uit iets anders (- uit iets dat reeds geschapen is). Allen worden zij voorafgegaan door Augustinus, die de ongelovigen bekritiseert omdat zij, vanuit hun lijfelijke vertrouwdheid met werklieden en bouwmeesters, denken dat alle dingen samengesteld zijn uit grondstoffen, en zo ook de door God geschapen werkelijkheid.
Als we eventjes abstractie mogen maken van kunst en ethiek, kunnen we zeggen dat alle door mensenhanden gemaakte dingen werktuigen zijn, verlengstukken van ons lichaam. Onze wereld is een instrument, hij is ons gemeenschappelijk, uitgebreid lichaam. De grondstof voor dat instrument rekruteren wij uit de natuur. Omdat onze wereld een constructie is van onze handen, neigen wij er toe om ook de natuur als een constructie op te vatten. Een bouwwerk dat wij afbreken om er het onze mee op te richten. Maar dat is een vergissing. De natuur is niet op zijn beurt opgebouwd uit grondstof die weer van elders komt. Waar wij dat geloven, achten wij onszelf potentiële natuurmakers of goden.
Zo laakt Carnap de metafysica omdat haar uitspraken niet experimenteel verifieerbaar zijn. Maar de eis van toepasbaarheid van dit beginsel op de ganse werkelijkheid, verkapt eigenlijk de overtuiging van de (na-)maakbaarheid van de werkelijkheid. In het Logisch Positivisme, in het fysicalisme, het microreductionisme, hebben we dus te maken met de misvatting waarvoor onder meer Augustinus, Kant, Spinoza en Gödel waarschuwen. Daar acht de mens zichzelf God. Hij is dat niet, zegt Spinoza, want hij is niet zijn eigen oorzaak.

Het wereldbeeld dat wij voorstaan is er een van een wereld die zijn fundamenten vindt in zijn doel: al het ‘lagere’ komt voort uit het ‘hogere’, het vindt er zijn bestaansreden én zijn ultieme zijnsgrond. Het is onze overtuiging dat zich alleen zo een bevredigende ‘verklaring’ van de ganse werkelijkheid kan openbaren.
Haaks op dat wereldbeeld staat het vandaag even succesrijke als kwaadaardige wereldbeeld van het fysicalisme, de nieuwste variant van het materialisme. Daar worden de zaken op hun kop gezet. Het materialisme heeft de waarschuwingen van de genoemde filosofen niet begrepen.
Het fysicalisme zit principieel vervat in elk atheïsme, omdat dit ruimte laat voor toeval, terwijl het elke vorm van teleologie loochent: het wijst de zinvraag a priori van de hand en veinst bevrediging te vinden in reductionistische know-how van micro- en macrokosmos die eigenlijk niet anders dan als een toevallige buit worden opgevat. Het is ethisch onverantwoord dat het fysicalisme de mens verweesd achterlaat. Hier echter zal in de eerste plaats de cognitieve onverantwoordbaarheid van het fysicalisme ons aanbelangen.
In het eerste gedeelte van deze tekst zullen we enkele bedenkingen uiten bij het fysicalisme. Als model ter kritisering, bekijken we de vormenleer van Etienne Vermeersch. We geven een beknopte weergave van Vermeersch’ basisintuïties. Dan volgen enkele algemene bedenkingen daarbij. We behandelen Vermeersch’ versie van het microreductionisme, zijn rationaliteitsconcept in relatie tot zijn concept van filosofie, zijn vormentheorie en, meer algemeen, zijn fysicalisme. We wijzen op enkele tekorten in Vermeersch’ fysicalistisch cultuurconcept en we bestrijden de door hem verdedigde stelling van de principiële namaakbaarheid van de mens. (...) ×
SERVICE
Contact
 
Vragen