Samenvatting
Wie kan zich nog een leven voorstellen zonder telefoon? Of dat je naar buiten moet om naar de wc te gaan? Of dat er nergens een tv is? En toch is dat allemaal niet zo lang geleden. In dit boek staan de contrasten tussen toen en nu centraal. Van 'Toen we nog geen anticonceptie hadden' tot 'Toen nog bijna iedereen naar de kerk ging'. TOEN Vroeger gingen de meeste Nederlandse kinderen niet naar school. School was alleen voor de rijke kinderen. De meeste kinderen hielpen hun ouders. In huis, op het land, of in de werkplaats. Fabriek De 19e eeuw is de tijd van de industriƫle revolutie. Door de uitvinding van de stoommachine komen er meer en meer fabrieken in Nederland. In de fabrieken zijn veel werklui nodig, dag en nacht. Ook kinderen helpen mee in de fabriek. Al vanaf hun vijfde of zesde jaar. Lange dagen De kinderen werken lange dagen. Soms van wel twaalf uur. Kleintjes worden slapend naar de fabriek gebracht en wakker geschreeuwd door de fabrieks-bazen. In de fabriek is het donker en de lucht is vies en vochtig. En het werk is gevaarlijk. NU Als kinderen in Nederland vier jaar worden, gaan ze naar de basisschool. Van je vijfde tot je zestiende verjaardag ben je leerplichtig. Dat staat in de wet. Heeft een kind op zijn zestiende nog geen diploma? Dan moet het doorgaan met school tot het achttien jaar is. Boete Je mag niet zomaar thuisblijven als je geen zin hebt in school. Of een weekje eerder op vakantie. Blijft een kind weg van school? Dan krijgen zijn ouders een flinke boete. Speciale leerplicht-ambtenaren controleren of kinderen elke dag naar school gaan. Want de regering vindt onderwijs heel belangrijk.