Fragment
Sluipend begon zich onderhuids een negatief gevoel van me meester te maken. Ik voelde me eenzaam, boos en gefrustreerd.
Tegelijkertijd voelde ik me ook vreselijk ondankbaar en egoïstisch dat ik, met alles wat ik had, toch niet in staat was me gelukkig te voelen. Ik had alles wat mijn hartje kon verlangen. Mijn ouders hadden alles voor me over. Ik mocht veel. Ik had het goed. Wat wilde ik nou nog meer?
Mijn moeder.
Mijn moeder... Ik schrok van mijn eigen conclusie. Deze twee simpele woorden, die ik al duizenden keren als vanzelfsprekend had uitgesproken, kregen plotseling een hele andere betekenis. Deze keer bedoelde ik namelijk niet de moeder die al jarenlang voor me zorgde. Deze keer duidden de woorden op háár, de moeder die me op de wereld had gezet. De moeder wier bloed door mijn aderen stroomde.
Hoe kon ik dit verlangen kenbaar maken zonder mijn ouders te kwetsen? Nee, dat zou niet mogelijk zijn. Hier kón ik niet over praten. Hier mócht ik zelfs niet over praten. Ik wilde mijn ouders niet teleurstellen. Ik wilde ze niet tot last zijn. Ik moest de perfecte dochter blijven.
×